donderdag 30 april 2015

De status van Aisha en Hafsa


ضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا لِلَّذِينَ كَفَرُوا امْرَأَتَ نُوحٍ وَامْرَأَتَ لُوطٍ ۖ كَانَتَا تَحْتَ عَبْدَيْنِ مِنْ عِبَادِنَا صَالِحَيْنِ فَخَانَتَاهُمَا فَلَمْ يُغْنِيَا عَنْهُمَا مِنَ اللَّهِ شَيْئًا وَقِيلَ ادْخُلَا النَّارَ مَعَ الدَّاخِلِينَ

Allah geeft een voorbeeld aan degenen die niet geloven; de vrouw van Noah en de vrouw van Lot. Zij behoorden aan twee van Onze rechtvaardige dienaren, maar zij hebben hen verraden. Hun echtgenoten hadden geen enkel nut voor hen tegen Allah, en er werd tegen hen gezegd: "Treed het Vuur in samen met degenen die het binnentreden!" [66:10]

قوله تعالى: " ضرب الله مثلا " أقول: لا يخفى على الناقد البصير والفطن الخبير ما في تلك الآيات من التعريض بل التصريح بنفاق عايشة وحفصة وكفرهما

Zijn uitspraak: {Allah geeft een voorbeeld}. Ik zeg: Het is geen geheim voor de kritische denker en degene die slim en kennisrijk is, dat hetgeen in deze verzen vermeld is, een indirecte, zelfs een directe verklaring is van de hypocrisie en ongeloof van Aisha en Hafsa.

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

ومما يدل على كفرها وكفر حفصة: أنهما تظاهرها على رسول الله صلى الله عليه وآله، وشبههما الله بامرأة نوح وامرأة لوط، وهما كافرتان. وقد تضمن ما ذكرناه سورة التحريم

En wat haar (Aisha's) ongeloof bewijst, en ook het ongeloof van Hafsa, is dat zij samenspanden tegen de Profeet (s). En Allah vergeleek hen met de vrouw van Noah (as) en de vrouw van Lot (as). En die twee vrouwen waren ongelovigen. Wat wij hebben vermeld, is te vinden in hoofdstuk Al-Tahrim (66) van de Koran.

[Kitab al-Arba'ien, Sheikh Muhammad Tahir al-Qummi]

Is Aisha een moeder van de gelovigen?

963: Aisha en de gelovigen?

Vraag: Allah zegt: {En zijn vrouwen, zijn hun moeders} [33:6]. Wordt Aisha gerekend als een moeder van de gelovigen of niet?

Antwoord: Dat vers heeft voorwaarden. En wie van de vrouwen zich niet aan die voorwaarden behoudt, zal geen moeder zijn.

Voetnoot: Dat komt omdat er specifieke regels zijn voor hen, waaronder het verbod om na de Profeet (s) met iemand anders te trouwen. En Allah zei: {Jullie zijn niet zoals iedere andere vrouw, indien jullie Allah vrezen} [33:32]. Dus de voorwaarde van 'het vrezen van Allah' is zeer duidelijk in dit geëerde vers. En het vrezen van Allah betekent het gehoorzamen van Allah en zijn boodschapper, en niet het opzettelijk tegenstaan van hen, zoals het geval was bij Aisha en anderen (i.e. Hafsa).

Bron: Alf Fatawa wa Su'al, Sadiq al-Rohani, pg. 516



De vrouwen van de Profeet (s), indien jullie Allah vrezen en Hem en Zijn boodschapper gehoorzamen.

Allah zei: {O vrouwen van de Profeet. Jullie zijn niet zoals andere vrouwen, indien jullie Allah vrezen} [33:32]. Dit vers maakt duidelijk dat zij geen immuniteit hebben. Zij hebben juist alleen een hoge positie en moeten alleen gerespecteerd worden als zij vrees hebben en gehoorzaam zijn aan Allah en Zijn boodschapper. Dit is hetgeen waar Allah naar verwees toen Hij zei: {En zijn vrouwen zijn hun moeders}, met als voorwaarde dat zij gehoorzaam moeten zijn aan Allah, Zijn boodschapper en de Imams.

Bron: Asrar Faji'at Karbala, Sheikh Mohammed Sanad, pg. 22


Imam Ali (as) kreeg de autoriteit over de vrouwen van de Profeet (s).

أما الروايات الدالة على أنه (صلى الله عليه وآله) جعل أمر زوجاته إلى علي أمير المؤمنين (عليه السلام) وقوله: فمن عصاك منهن فطلقها طلاقا يبرأ الله ورسوله منها [5]. وذلك كان مشهورا حتى أنه ذكره أمير المؤمنين (عليه السلام) في حديث المناشدة [6]. واستشهد أمير المؤمنين (عليه السلام) يوم الجمل فشهد بذلك ثلاث عشرة رجلا [7]. ويدل على ذلك ما في البحار [8]. باب فيه أنه (صلى الله عليه وآله) جعل أمر نسائه إليه (عليه السلام) في حياته وبعد وفاته

Wat betreft de overleveringen dat de Profeet (s) de autoriteit over zijn vrouwen overdroeg aan Ali, en zijn (s) uitspraak: "O Ali, wie van mijn vrouwen tegen jou in opstand komt, scheid haar dan, waardoor zij gedistantieerd is van Allah en zijn boodschapper." Dat was belend, tot het punt dat Imam Ali (as) die uitspraak van de Profeet (s) vermelde tijdens de munashada.

En Imam Ali (as) vroeg de metgezellen om te getuigen dat hij die autoriteit had (om de vrouwen van de Profeet scheiden), en 30 man getuigden vervolgens daarvan, dat zij de Profeet (s) dat hebben horen zeggen.

Er is een hoofdstuk in Bihar ul-Anwar (met overleveringen) waarin vermeld wordt dat de Profeet (s) de autoriteit over zijn vrouwen in zijn leven en na zijn dood overdroeg aan Ali (as).

[Mustadrak Safinat ul-Bihar, Ali al-Nimazi]

وقيل: هذا كان من خصائهم (عليهم السلام) كما طلق علي (عليه السلام) عائشة بعد موت النبي (صلى الله عليه وآله) فخرجت من عداد أمهات المؤمنين

En er is gezegd dat dit tot zijn exclusiviteit behoorde, net zoals hij (as) Aisha na de dood van de Profeet (s) van hem (s) scheidde, waardoor zij de titel van 'moeder der gelovigen' verloor.

[Sharh Usoul al-Kafi, Al-Mazandarani]

 كما طلق أمير المؤمنين عليه السلام عائشة لتخرج من عداد امهات المؤمنين ، ولعل قبل الطلاق لم تحل لهن الازواج

Net zoals Imam Ali (as) Aisha scheidde, zodat zij uit de titel van 'moeder der gelovige' is getreden

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

كما أن المنافقات من أزواج النبي صلى الله عليه وآله خرجن بذلك عن كونهم امهات المؤمنين كما طلق أمير المؤمنين عليه السلام عائشة يوم البصرة ليظهر للناس خروجها عن هذا الحكم

De hypocriete vrouwen van de Profeet (s) staan buiten het zijn van 'moeders der gelovigen'. Net zoals Imam Ali (as) Aisha scheidde op de dag van Basra (slagveld van de kameel), om duidelijk te maken aan de mensen dat zij uit deze regel (van moederschap) is getreden.

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

En het is overgeleverd dat Husain (as), toen Aisha deed wat zij deed, namelijk het voorkomen dat het lichaam van Hasan begraven zou worden naast zijn grootvader (s), vervolgens de brief van de scheiding stuurde. En de Profeet (s) had de autoriteit van het scheiden van zijn vrouwen overgedragen aan Imam Ali (as). Imam Ali (as) gaf de autoriteit aan Al-Hasan (as), en Al-Hasan (as) gaf het aan Husain (as). En de Profeet (s) zei: "Waarlijk, onder mijn vrouwen zijn er een enkeling die mij niet zullen zien op de Dag des Oordeels. Dat zijn degenen die na mij door mijn opvolgers gescheiden worden."

Bron: Ithbat ul-Huda, Al-Hurr al-Amili, vol. 2, pg. 255



In de overlevering is het vermeld dat onze meester Ali (as) Aisha had gescheiden na het slagveld van de kameel. En de betekenis van die scheiding is wat onze meester Al-Askari (as) gezegd heeft: "Allah, de Almachtige, heeft een verheven status gegeven aan de vrouwen van de Profeet (s) en Hij gaf hen de eer om de moeders van de gelovigen te zijn. Dus de Profeet (s) vertelde tegen Imam Ali (as): "O Ali, deze status is geldig zolang zij op de gehoorzaamheid aan Allah blijven. Wie van hen na mij ongehoorzaam is aan Allah, en naar buiten komt met een gewapende confrontatie tegen jou, scheid haar dan van mij en neem de status van 'moeder der gelovigen' van haar weg!"

Maar het is opmerkelijk dat de vrouw die gescheiden werd nog steeds de moeder van de gelovigen wordt genoemd, terwijl zij de meeste vrouwen van de Profeet (s) niet eens met deze titel noemen.

Bron: Zahr ur-Rabie', Ni'matullah al-Jaza'iri, pg. 229 - 230




Allah wist dat Aisha na zijn (s) dood zou afvallen van de islam, dus toonde Hij het aan de Profeet (s). De Profeet (s) gaf de instructie aan Ali (as) om hem in haar huis te begraven, zodat de mensen konden realiseren dat zij van haar positie is gehaald en niet meer zijn (s) vrouw is. En de Profeet (s) stierf, terwijl hij 9 vrouwen had. Ieder van hen had een huis waarin zij woonde, behalve Aisha. Aisha was er namelijk uitgegaan. Dat is waarom zowel de soennieten als de sjiieten overgeleverd hebben dat de Profeet (s) de autoriteit om zijn vrouwen te scheiden aan Ali (as) had overgedragen, zodat hij wie dan ook van de vrouwen kan scheiden die tegen hetgeen wat Allah tevreden maakt, ingaat. Dus Ali (as) scheidde haar op de dag van de kameel. En het bewijs hiervoor is het boek 'Tarikh' van Ibn A'tham al-Koufi, want hij heeft dit in zijn boek 'Tarikh' vermeld, terwijl Ibn A'tham een nasibi was die zijn haat jegens de Ahlalbait (as) toonde.

Bron: Asrar al-Imama, Imad al-Dien al-Tabarsi, pg. 170 - 171




En kijk naar Aisha en hoe de soennieten haar de unieke titel van 'moeder der gelovigen' hebben gegeven, met uitsluiting van de andere vrouwen van de Profeet (s). Omdat zij de ergste haat en vijandigheid toonde aan de Ahlalbait (as) hebben zij haar deze unieke titel gegeven. Waarom is Khadija deze unieke titel niet gegeven? Zowel de soennieten als de sjiieten zijn het erover eens dat zij de eerste was die geloofde en zijn (s) uitnodiging (tot de Islam) accepteerde. En zij bestede haar enorme rijkdom en overvloedige bezittingen aan hem (s) uit. En zij is de moeder van Fatima, de meesteres van de vrouwen van de werelden. Dus zij is de meest eervolle van zijn (s) vrouwen. Sterker nog, waarom hebben zij iemand anders van zijn (s) vele vrouwen deze titel niet gegeven? Moge de vloek op haar rusten!

Bron: Al-Shihab ul-Thaqib, Sheikh Yusuf al-Bahrani, pg. 130


Het slagveld van de kameel: Aisha's oorlog tegen Imam Ali (as).

يا نساء النبي من يأت منكن بفاحشة مبينة يضاعف لها العذاب ضعفين

O vrouwen van de Profeet! Wie van jullie een openlijke immorele daad begaat; dan zal voor haar de bestraffing worden verdubbeld! [33:30]

عن محمد بن مسلم، عن أبي عبد الله عليه السلام قال: قال لي: أتدري ما الفاحشة المبينة ؟ قلت: لا. قال: قتال أمير المؤمنين عليه السلام يعني أهل الجمل

Van Mohammed bin Muslim, die zei: Imam al-Sadiq (as) zei tegen mij: "Weet jij wat de openlijke immorele daad is? Ik zei: "Nee." Hij (as) zei: "Het bestrijden van Imam Ali (as)." Daarmee bedoelde hij (as) de mensen van de kameel.

[Ta'wil ul-Ayaat, Sharaf al-Dien al-Najafi]

وفي رواية أبي الجارود عن أبي جعفر عليه السلام قال: أجرها مرتين والعذاب ضعفين كل هذا في الآخرة حيث يكون الاجر يكون العذاب

Van Abi al-Jaroud, van Imam al-Baqir (as), die zei: "Haar beloning zal verdubbeld worden en haar bestraffing zal verdubbeld worden. Dit zal allemaal plaatsvinden in het hiernamaals. Daar waar beloond wordt, wordt ook bestraft."

عن حريز قال: سألت أبا عبد الله عليه السلام عن قول الله عز وجل: (يا نساء النبي من يأت منكن بفاحشة مبينة يضاعف لها العذاب ضعفين) قال: الفاحشة الخروج بالسيف

Van Hariz, die zei: Ik vroeg Imam al-Sadiq (as) over de openlijke immorele daad. Hij (as) zei: "De immorele daad is het in opstand komen middels het zwaard."

[Tafsir al-Qummi]

عن عبد الله بن عطاء عن أبي جعفر محمد بن علي (عليه السلام) قال : قال علي (عليه السلام) لعن أهل الجمل فقال رجل يا أمير المؤمنين إلا من كان منهم مؤمنا فقال (عليه السلام) ويلك ما كان فيهم مؤمن

Van Abdallah bin Ata, van Imam al-Baqir, die zei: Ali (as) zei: "Moge Allah de mensen van de kameel vervloeken!" Dus een man zei: "O leider van de gelovigen! Behalve de gelovigen onder hen!" Ali (as) zei: "Wee jou! Er was geen enkele gelovige onder hen!"

[Al-Kafi'a, Al-Mufid]

ويلك - يا بن قيس -! كيف رأيتني صنعت حين قتل عثمان ووجدت أعوانا؟ هل رأيت مني فشلا أو جبنا، أو تقصيرا في وقعتي يوم البصرة وهم حول جملهم الملعون من معه، الملعون من قتل حوله، الملعون من ركبه

... Imam Ali (as) zei: "Wee jou, O Ibn Qays! Wat deed ik toen Othman vermoord werd en ik helpers ter beschikking had? Zag je falen of lafheid in mij? Of terughoudendheid tijdens de gebeurtenis van Basra? Zij stonden rondom hun kameel. Vervloekt is degene die met de kameel was! Vervloekt is degene die er omheen stond! En vervloekt is degene die erop reed!" (i.e. Aisha)

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

وروى أبو بكر بن عياش عن الكلبي عن أبي صالح عن ابن عباس قال المسعودي في حديثه قال رسول الله يا علي إذا أدركتها فاضربها واضرب أصحابها

Van Ibn Abbas, dat Al-Mas'oudi in één van zijn overleveringen zei: De Profeet (s) zei: "O Ali, als jij haar tegenkomt, bestrijd haar! En bestrijd haar metgezellen!"

[Kitab al-Jamal, Al-Mufid]

وجر كعب بن شور بالخطام وقال اللهم ان اردت ان تحقن الدماء وتطفى هذه الفتنة فاقتل عليا ولما فعلت عائشة من السب المبرح وحصب اصحاب امير المؤمنين قال عليه السلام وما رميت إذ رميت ولكن الشيطان رمى وليعودن وبالك عليك انشاء الله

... Ka'b bin Shur trok zijn paard naar voren en zei: "O Allah, als U bloed wil besparen en deze fitna wil doen ophouden, vermoord dan Ali!" En toen Aisha klaar was met het vreselijk beledigen en het gooien van zand naar Imam Ali (as) en zijn metgezellen, zei Imam Ali (as): "O Aisha, het was niet jij die (met zand) gooide. Het was de duivel die gooide. En dat en jouw slechtheid zal naar jou terugkeren in sha Allah!"

[Kitab al-Jamal, Al-Mufid]

ثم ذكر عليه السلام عائشة وخروجها من بيتها وما ركبت منه. فقال عمار: "يا أمير المؤمنين، كف عنها فإنها أمك" فترك ذكرها وأخذ في شئ آخر، ثم عاد إلى ذكرها فقال أشد مما قال أولا. فقال عمار: "يا أمير المؤمنين، كف عنها فإنها أمك" فأعرض عن ذكرها ثم عاد الثالثة فقال أشد مما قال. قال: فقال عمار: "يا أمير المؤمنين، كف عنها فإنها أمك" فقال: "كلا، إني مع الله على من خالفه، وإن أمكم ابتلاكم الله بها ليعلم أمعه تكونون أم معها؟

... Vervolgens had Imam Ali (as) het over Aisha, en de komst uit haar huis en wat zij hem heeft aangedaan. Ammar zei daarop: "O leider van de gelovigen, stop over haar, want zij is jouw moeder." Hij (as) had het vervolgens niet meer over haar en begon over iets anders te praten. Daarna kwam hij weer terug op haar en zei erger dan daarvoor. Ammar zei: "O leider van de gelovigen, stop over haar, want zij is jouw moeder." Vervolgens liet hij haar weer. Daarna had hij het voor een derde keer over haar en zei nog erger dan wat hij daarvoor zei. Ammar zei: "O leider van de gelovigen, stop over haar, want zij is jouw moeder." Hij (as) zei: "Absoluut niet! Ik ben met Allah tegen wie Hem tegenstaan. Allah heeft jullie getest middels jullie moeder of jullie met Hem zullen zijn of met haar!"

[Kitab Sulaym]

 قال: عائشة عظيم جرمها وعظيم إثمها، ما أهرقت محجمة من دم إلا وإثم ذلك في (2) عنقها وعنق صاحبيها

... Imam al-Sadiq (as) zei: "De misdaad van Aisha is gigantisch! Haar zonde is gigantisch! Er is geen druppeltje bloed gevloeid, behalve dat het op haar nek komt, en op de nekken van haar twee metgezellen (Talha en Zubayr)!"

[Nawadir ul-Mu`jizat, Al-Tabari] 

شى : عن أبي بصير قال : يؤتي بجهنم لها سبعة أبواب : بابها الاول للظالم وهو زريق ، وبابها الثاني لحبتر ، والباب الثالث للثالث ، والرابع لمعاوية ، والباب الخامس لعبد الملك ، والباب السادس لعسكربن هوسر ، والباب السابع لابي سلامة ، فهم ( فهي خ ل ) أبواب لمن اتبعهم

ويحتمل أن يكون عسكر كناية عن عائشة وسائر أهل الجمل إذ كان اسم جمل عائشة عسكرا ، وروي أنه كان شيطانا

[Tafsir al-Ayyashi] Van Abi Basir, die zei: Op de Dag des Oordeels zal het hellevuur gebracht worden met zeven deuren. De eerste deur is voor de onderdrukker, en dat is Zurayq (Abu Bakr). De tweede deur is voor Hibtar (Omar). De derde deur is voor de derde (Othman). De vierde deur is voor Muawiya. De vijfde deur is voor Abd al-Malik. De zesde deur is voor Askar bin Hawsar. De zevende deur is voor Abi Salama."

Het is mogelijk dat Askar een andere naam is voor Aisha en de rest van de mensen van de kameel, want de kameel van Aisha heette Askar. En het is overgeleverde dat het een duivel was.

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

عن ضريس قال: تمارى الناس عند أبي جعفر (عليه السلام) فقال بعضهم: حرب علي شر من حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله) وقال بعضهم: حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله) شر من حرب علي (عليه السلام) قال: فسمعهم أبو جعفر (عليه السلام) فقال: ما تقولون؟ فقالوا: أصلحك الله تمارينا في حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله) وفي حرب علي (عليه السلام) فقال بعضنا: حرب علي (عليه السلام) شر من حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله) وقال بعضنا: حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله) شر من حرب علي (عليه السلام)، فقال أبو جعفر (عليه السلام): لا بل حرب علي (عليه السلام) شر من حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله)، فقلت له: جعلت فداك أحرب علي (عليه السلام) شر من حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله)؟ قال: نعم وسأخبرك عن ذلك، إن حرب رسول الله (صلى الله عليه وآله) لم يقروا بالاسلام وإن حرب علي (عليه السلام) أقروا بالاسلام ثم جحدوه

Van Durays die zei: De mensen waren aan het discussiëren in het bijzijn van Imam al-Baqir (as). Sommigen van hen zeiden dat degenen die oorlog voerden tegen Ali (as) slechter zijn dan degenen die oorlog voerden tegen de Profeet (s). En sommigen zeiden het tegenovergestelde. Imam al-Baqir (as) hoorde hen en zei: "Waar hebben jullie het over?" Zij zeiden: "Moge Allah u veilig houden, we hebben het over wie er slechter is; degenen die oorlog voerden tegen de Profeet (s) of degenen die oorlog voerden tegen Ali (as)." Dus Imam al-Baqir (as) zei: "Nee, degenen die oorlog voerden tegen Ali (as) zijn slechter! Waarlijk, degenen die oorlog voerden tegen de Profeet (s) hadden de Islam niet geaccepteerd. Maar degenen die oorlog voerden tegen Ali (as) hadden de Islam geaccepteerd en vervolgens verworpen!"

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن الأصبغ بن نباتة (1) قال: كنت واقفا مع أمير المؤمنين عليه السلام يوم الجمل فجاء رجل حتى وقف بين يديه فقال يا أمير المؤمنين كبر القوم وكبرنا، وهلل القوم وهللنا، وصلى القوم وصلينا، فعلى ما تقاتلهم؟ فقال أمير المؤمنين عليه السلام على ما أنزل الله جل ذكره في كتابه. فقال: يا أمير المؤمنين ليس كل ما أنزل الله في كتابه أعلمه فعلمنيه. فقال علي عليه السلام: ما أنزل الله في سورة البقرة. فقال يا أمير المؤمنين ليس كل ما أنزل الله في سورة البقرة أعلمه فعلمنيه. فقال علي عليه السلام هذه الآية: " تلك الرسل فضلنا بعضهم على بعض منهم من كلم الله ورفع بعضهم درجات وآتينا عيسى بن مريم البينات وأيدناه بروح القدس ولو شاء الله ما اقتتل الذين من بعدهم من بعدما جائتهم البينات ولكن اختلفوا فمنهم من آمن ومنهم من كفر ولو شاء الله ما اقتتلوا ولكن الله يفعل ما يريد (1) " فنحن الذين آمنا وهم الذين كفروا. فقال الرجل: كفر القوم ورب الكعبة. ثم حمل فقاتل حتى قتل رحمه الله

Van Asbagh bin Nabata, die zei: Ik stond met Imam Ali (as) op de dag van de kameel. Een man kwam en zei tegen hem: "O Ali, die mensen zijn moslims zoals wij, dus om welke reden bestrijden wij hen?" Imam Ali (as) zei: "Op hetgeen wat Allah geopenbaard heeft in Zijn boek." De man zei: "O Ali, ik ken niet alles wat in het boek van Allah geopenbaard is, dus leer het mij." Ali (as) zei: "Het is hetgeen wat geopenbaard is in hoofdstuk Al-Baqara." De man zei: "O Ali, ik ken niet alles wat in hoofdstuk Al-Baqara geopenbaard is, dus leer het mij." Ali (as) zei: "Het is dit vers: {En indien Allah wilde, zouden zij, die na hem kwamen, elkaar niet hebben bestreden, nadat de duidelijke tekenen tot hen waren gekomen, maar zij werden het oneens, waardoor sommigen geloofden en anderen ongelovig werden. En indien Allah wilde, zouden zij elkaar niet hebben bestreden, maar Allah doet wat Hij wil}. [2:253]. Ali (as) zei: "Wij zijn de gelovigen, en zij zijn de ongelovigen." De man zei: "Zij zijn ongelovigen geworden, Wallah!" De man ging vervolgens de strijd aan totdat hij vermoord werd. Moge Allah hem genadig zijn.

[Al-Ihtijaj, Al-Tabarsi]

Hafsa zelf was niet aanwezig op het slagveld om Imam Ali (as) te bestrijden. Zij werd tegengehouden door een familielid. Maar in een overlevering in het boek 'Al-Jamal' van Sheikh al-Mufid is te lezen hoe Hafsa feest vierde toen Aisha haar een brief stuurde dat zij Imam Ali (as) zal verslaan. Toen Hafsa deze brief ontving, nodigde zij vrouwen uit en begonnen ze te slaan op trommels en gingen ze beledigende leuzen zingen over Imam Ali (as).

De sjiitische geleerden over de opstand van Aisha.

وَقَرْنَ فِي بُيُوتِكُنَّ وَلَا تَبَرَّجْنَ تَبَرُّجَ الْجَاهِلِيَّةِ الْأُولَىٰ

En blijf in jullie huizen, en laat jullie schoonheden niet zien zoals in de eerste periode van onwetendheid gedaan werd. [33:33]

فخرجت من بيتها مخالفة لامر الله وتبرجت بين الملا والعساكر في الحروب تبرج الجاهلية الاولى وأباحت دماء المؤمنين وأفسدت الشرع على المسلمين وأوقعت في الدين الشبهات على المستضعفين

Ze kwam uit haar huis, en ging daarmee tegen Allah in, en zij vertoonde haar schoonheid terwijl zij tussen de mensen en de soldaten was in de oorlog. Ze vertoonde haar schoonheid zoals in de eerste periode van onwetendheid gedaan werd. Ze stond het bloed van de gelovigen toe en heeft de wetgeving tegen de moslims verbroken en heeft de zwakkelingen onder de moslims verward.

[Kitab al-Jamal, Al-Mufid]

يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا مَن يَرْتَدَّ مِنكُمْ عَن دِينِهِ فَسَوْفَ يَأْتِي اللَّهُ بِقَوْمٍ يُحِبُّهُمْ وَيُحِبُّونَهُ أَذِلَّةٍ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ أَعِزَّةٍ عَلَى الْكَافِرِينَ يُجَاهِدُونَ فِي سَبِيلِ اللَّهِ وَلَا يَخَافُونَ لَوْمَةَ لَائِمٍ ۚ ذَ‌ٰلِكَ فَضْلُ اللَّهِ يُؤْتِيهِ مَن يَشَاءُ ۚ وَاللَّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ

O jullie die geloven, wie van jullie van zijn religie afkeert, laat hem weten, dat Allah een ander volk zal voortbrengen dat Hij zal liefhebben en die Hem zullen liefhebben, vriendelijk en nederig zijnde jegens de gelovigen en hard en streng jegens de ongelovigen. Zij zullen voor Allah's zaak strijden en het verwijt van een beschuldiger niet vrezen. Dit is Allah's genade; Hij schenkt deze aan wie Hij wil en Allah is Milddadig, Alwetend. [5:54]

 قد بينا فيما سلف وجه التأويل لهذه الآية، وذكرنا(2) عن خيار الصحابة أنها نزلت في أهل البصرة

ودللنا أيضا على كفر محاربي أمير المؤمنين عليه السلام بما لا يخفى الصواب فيه على ذوي الإنصاف

En we hebben al aangetoond in hetgeen wat hiervoor vermeld is, wat de interpretatie is van dit vers. En we hebben vermeld van de beste metgezellen dat dit vers geopenbaard is over de mensen van Basra.

En we hebben ook al bewezen dat de bestrijder van Imam Ali (as) een ongelovige is. De correctheid van dit standpunt zal niet ontgaan aan degene die oprecht is.

[Al-Ifsah, Al-Mufid]

البغاة كفار مرتدون عندنا كما مر سابقا في قوله تعالى : يا أيها الذين آمنوا من يرتد منكم عن دينه ( 1 ) الآية ، وبالجملة محاربو علي عليه السلام كفرة عندنا ، كما صرح به أفضل المحققين في التجريد بقوله ( 2 ) : محاربو علي كفرة ، ومخالفوه فسقة ، والبغاة قد حاربوا عليا عليه السلام

De opstandelingen zijn ongelovigen en afvalligen volgens ons, zoals hiervoor vermeld is in Zijn uitspraak: [5:54]. Samenvattend zijn de bestrijders van Ali (as) ongelovigen volgens ons, net zoals de beste van de onderzoekers gezegd heeft met zijn uitspraak: "De bestrijders van Ali (as) zijn ongelovigen, en die hem tegenstaan zijn corrupt." En de opstandelingen hebben Ali (as) bestreden.

[Ihqaq ul-Haq, Nurullah al-Mar'ashi]

ظاهر مذهب الإمامية أن الخارج على أمير المؤمنين عليه السلام والمقاتل له كافر

وأما إصرار عائشة فكتاب أمير المؤمنين عليه السلام وما روي من المحاورة بين عبد الله بن العباس وبينها وامتناعها من تسميته بأمرة المؤمنين دليل واضح على الاصرار

 وهذا كله صريح بالاصرار وفقد التوبة

Het voor de hand liggende binnen het sjiisme is dat degene die opstand komt tegen Imam Ali (as), en degene die hem bestrijd, een ongelovige is.

En wat betreft de vastberadenheid van Aisha (om Ali te bestrijden), dan is het document van Imam Ali (as) en hetgeen wat overgeleverd is over het gesprek tussen Ibn Abbas en tussen haar, en dat zij het verbad om Ali de 'leider der gelovigen' te noemen, een duidelijk bewijs voor haar vastberadenheid.

(Vervolgens vermeld Al-Tusi nog enkele andere bewijzen, en sluit het af door te zeggen):

En dit allemaal toont de vastberadenheid duidelijk aan, zo ook dat ze nooit berouw heeft getoond.

[Al-Iqtisad (pdf), Al-Tusi]

قال الشيخ قدس الله روحه في تلخيص الشافي ( 1 ) عندنا أن من حارب أمير المؤمنين ( عليه السلام ) وضرب وجهه ووجه أصحابه بالسيف كافر والدليل المعتمد في ذلك إجماع الفرقة المحقة الامامية على ذلك فإنهم لا يختلفون في هذه المسألة على حال من الاحوال وقد دللنا على أن إجماعهم حجة فيما تقدم

Al-Tusi, in zijn boek 'Talkhis al-Shafi', zei: "Volgens ons is degene die Imam Ali (as) bestrijd en hem en zijn metgezellen met het zwaard aanvalt, een ongelovige. En het bewijs daarvoor is de consensus van de sjiitische stroming. Zij zijn het hier niet over oneens, op welke manier dan ook. En we hebben al aangetoond dat hun consensus een bewijs is."

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

ولو ذهبنا إلى تقصي ما روي عنها من الكلام الغليظ الشديد الدال على بقاء العداوة واستمرار الحقد والضغينة لاطلنا وأكثرنا

Al-Tusi: "En indien wij zouden vermelden wat er allemaal van haar overgeleverd is omtrent haar ernstige woorden, die aantonen dat zij vijandig bleef en dat zij jaloezie en afgunst bleef dragen, dan zou het te lang duren en zouden we te veel vermelden."

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

وبالجملة بغضها لامير المؤمنين عليه السلام أولا وآخرا ( 4 ) هو أشهر من كفر إبليس

Samenvattend is haar haat voor Imam Ali (as), vanaf het begin tot het eind, bekender dan het ongeloof van Iblis.

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

واعلم أنه قد وقع مثل هذا في هذه الأمة حذو النعل بالنعل، فإن وصي نبي هذه الأمة إنما استقل بالأمر بعد مضي الثلاثة، ولما استقل خرجت عليه أخت صفيراء - وهي حميراء - أخرجها المنافقان إلى أن أسرها علي (عليه السلام) في حرب البصرة، ولكن الفرق بين الامرأتين أن الأولى ندمت على ما فعلته والثانية لم تندم

En weet dat hetzelfde heeft plaatsgevonden in deze umma. Imam Ali (as) werd de leider nadat die drie geweest waren. Toen hij (as) aan de macht kwam, kwam Aisha in opstand. De twee hypocrieten Talha en Zubayr brachten haar naar buiten, totdat Ali (as) haar gevangen nam tijdens de oorlog van Basra. Maar het verschil tussen deze twee vrouwen is, dat Sufayra (een vrouw die in de tijd van profeet Mozes leefde) spijt had voor wat zij gedaan had, maar Aisha had geen spijt. 

[Anwar al-Nu'maniyya, Ni'matullah al-Jaza'iri]

أول عداوة خربت الدنيا وبني عليها جميع الكفر والنفاق إلى يوم القيامة هي عداوة عائشة لمولاتها الزهراء

De allereerste vijandigheid die deze wereld gesloopt heeft en waarop al het ongeloof en hypocrisie gebouwd is tot aan de Dag des Oordeels, is de vijandigheid van Aisha jegens haar meesteres Fatima al-Zahra (sa).

[Anwar al-Nu'maniyya, Ni'matullah al-Jaza'iri]

فإنّ أوّل المتبرّين من عائشة وأفضلهم علي (عليه السلام)، حيث قاتلها وحاربها، وقال في حقّها ما قال، ونال منها ما نال، كما لا يخفى على المتتبعين من ذوي الكمال ; وكيف تكون البراءة من عائشة عين البراءة من الله والرسول، وهي الباغضة الشانئة لزوج البتول عليه وعليها صلوات الله وسلامه ما هبّ الدبور والقبول، وقد شهدت بذلك أخبار ثقاتهم الفحول، كما لا يخفى على من طالع مسند أحمد وفتح الباري وغيرهما من أسفارهم الموسومة بالقبول

De allereerste die zich distantieerde van Aisha, en de beste van hen, is Ali (as), aangezien hij haar bestreden heeft. En hij zij over haar wat hij maar kon zeggen, en hij beledigde haar hoe hij haar maar kon beledigen. En hoe kan het distantiëren van Aisha gelijk staan aan het distantiëren van de Profeet (s), terwijl zij de hater en vijand is van Imam Ali (as), wat zelfs de wespen heeft doen stil maken? De overleveringen van hun betrouwbare en beste vrienden getuigen hiervan. 

[Shawariq al-Nusous, Hamid al-Hindi]

هذا وقد بلغهم قول النبي (صلى الله عليه وآله): " حربك يا علي حربي، وسلمك سلمي " (1)، وقد علمنا أن من حارب رسول الله (صلى الله عليه وآله) كافر فيجب أن [ يكون ] (2) من حارب أمير المؤمنين كافرا كذلك

En ze kennen de uitspraak van de Profeet (s), dat hij (s) zei: "O Ali, wie jou bestrijdt, bestrijdt mij. En wie in vrede is met jou, is in vrede met mij." En we weten dat degene die de Profeet (s) bestrijdt, een ongelovige is. Dus het is verplicht dat degene die Imam Ali (as) bestrijd ook een ongelovige is. 

[Al-Ta'ajjub, Al-Karjaki]

وذلك لأنها في حياته (صلى الله عليه وآله) على ظاهر الايمان وإن ارتدت بعد موته كما ارتد ذلك الجم الغفير المجزوم بايمانهم في حياته (صلى الله عليه وآله) ومع تسليم كونها في حياته من المنافقين فالفرق ظاهر بين حالي وجوده (صلى الله عليه وآله) وموته حيث إن جملة المنافقين كانوا في وقت حياته على ظاهر الاسلام منقادين لأوامره ونواهيه ولم يحدث منهم ما يوجب الارتداد، وأما بعد موته فحيث أبدوا تلك الضغائن البدرية وأظهروا الأحقاد الجاهلية ونقضوا تلك البيعة الغديرية التي هي في ضرورتها من الشمس المضيئة فقد كشفوا ما كان مستورا من الداء الدفين وارتدوا جهارا غير منكرين ولا مستخفين كما استفاضت به أخبار الأئمة الطاهرين (عليهم السلام) فشتان ما بين الحالتين وما أبعد ما بين الوقتين، فأي عاقل بزعم أن أولئك الكفرة اللئام قد بقوا على ظاهر الاسلام حتى يستدل بهم في هذا المقام

Zij (Aisha) deed zich in zijn (s) leven voor als een gelovige, ook al werd zij na zijn (s) dood afvallig, net zoals de meerderheid (van de metgezellen) afvallig werd, naast het feit dat zij in zijn leven tot de hypocrieten behoorde. En er is een duidelijk verschil tussen de periode waarin hij (s) nog leefde en de periode na zijn dood, want een grote groep hypocrieten bevonden zich tijdens zijn leven op de Islam. Zij gehoorzaamden zijn bevelen en deden niets waardoor zij afvallig zouden moeten worden verklaard. Wat betreft na zijn dood, toen zij hun haat toonden en hun wrok van de dagen van onwetendheid toonden en het eed van Ghadier Khum verbraken, die belangrijk is zoals de schijnende zon, toen vertoonden zij hun verborgen ziekte en werden zij openlijk afvalligen, zonder enige ontkenning of geheimzinnigheid. Dit is duidelijk gemaakt in de overleveringen van de reine Imams (as), die duidelijk het verschil tonen tussen de twee perioden en tijden. Dus welk weldenkend mens zal beweren dat dit soort laaghartige ongelovigen op de Islam bleven?  

[Al-Hada'iq, Yusuf al-Bahrani]

عن سالم بن مكرم عن أبيه قال : سمعت أبا جعفر ( عليه السلام ) يقول في قوله : "مثل الذين اتخذوا من دون الله أولياء كمثل العنكبوت اتخذت بيتا " قال : هي الحميراء

Van Mukarram, die zei: Ik hoorde Imam al-Baqir (as) zeggen: {De gelijkenis van degenen die helpers kiezen naast Allah, is als de gelijkenis van de spin die een huis maakt. En het zwakste huis, is het huis van de spin, als zij het slechts wisten}. [29:41]. Hij (as) zei: "Dat is Humayra (Aisha)."

[Kanz ul-Daqa'iq, Mohammed al-Mashhadi al-Qommi]

وكذلك الحميراء حيوان ضعيف لقلة حظها وعقلها ودينها، اتخذت من رأيها الضعيف وعقلها السخيف - في مخالفتها وعداوتها لمولاها - بيتا مثل بيت العنكبوت في الوهن والضعف لا يجدي لها نفعا، بل يجلب عليها ضررا في الدنيا والآخرة لانها بنته (على شفا جرف هار فانهار) (4) بها في نار جهنم هي ومن أسس لها بنيانه وشد (5) لها أركانه وعصى في ذلك ربه وأطاع شيطانه واستغوى لها جنوده وأعوانه، فأوردهم حميم السعير ونيرانه، وذلك جزاء الظالمين والحمد لله رب العالمين

Zo ook Humayra (Aisha), zij is een zwak mens wegens haar kleine hoeveelheid geluk, kennis en religie. Zij heeft middels haar zwakke mening en haar absurd verstand - in het tegenstaan en vijandig zijn van Imam Ali (as) - een zwak huis genomen dat haar niets goeds gebracht heeft. Sterker nog, heeft zelfs schade over haar heen gebracht in deze wereld en het hiernamaals. Want zij heeft het gebouwd op een rand waardoor zij ermee gestort is in het hellevuur! Zij en degene die het bouwen ervan mogelijk maakte en de pilaren ervan verstevigde en daarmee zijn Heer ongehoorzaam is geweest en zijn duivel gehoorzaam is geweest, zal geleid worden naar het hitte van het vuur en haar vlammen! Dat is de beloning van de onrechtplegers! En alle dank is aan Allah, de Heer der werelden!

[Ta'wil ul-Ayat, Sharaf al-Dien al-Najafi]

Is Aisha met respect behandeld door Imam Ali (as)?

عن عبدالله بن سليمان قال : قلت لابي عبدالله عليه السلام إن الناس يروون أن عليا عليه السلام قتل أهل البصرة وترك أموالهم فقال : إن دار الشرك يحل ما فيها ودار الاسلام لايحل ما فيها فقال : إن عليا عليه السلام إنما من عليهم كما من رسول الله صلى الله عليه وآله على أهل مكة وإنما ترك علي عليه السلام أموالهم لانه كان يعلم أنه سيكون له شيعة وأن دولة الباطل ستظهر عليهم فأراد أن يقتدي به في شيعته وقد رأيتم آثار ذلك هوذا يسار في الناس بسيرة علي عليه السلام ولو قتل علي عليه السلام أهل البصرة جميعا وأخذ أموالهم لكان ذلك له حلالا لكنه من عليهم ليمن على شيعته من بعده

Van Abdallah bin Sulayman, die zei: Ik zei tegen Imam al-Sadiq (as): "De mensen overleveren dat Ali (as) de mensen van Basra bestreed, maar hun rijkdom niet in beslag nam." Hij (as) zei: "Binnen de landen van de polytheïsten is het (tijdens oorlog) toegestaan om te pakken wat er is, maar binnen de landen van Islam is dat verboden. Ali (as) begunstigde hen net zoals de Profeet (s) de mensen van Mekka begunstigde. Ali (as) liet hun rijkdom, omdat hij wist dat hij volgelingen zou hebben en dat de corrupte regering aan de macht zou komen. Dus hij (as) wilde als voorbeeld gezien worden (door zijn vijanden). En je hebt het effect ervan gezien, en het volgt nog steeds het voorbeeld van Ali (as). Maar als Ali (as) iedereen van Basra vermoord had en hun rijkdom afpakte, dan zou dat toegestaan zijn voor hem, maar hij begunstigde hen, zodat zijn shia na hem ook begunstigd zouden worden (door de vijanden)."

[`Ilal ul-Shara'i`, Al-Sadouq]

عن أبي بكر الحضرمي قال: سمعت أبا عبدالله عليه السلام يقول: لسيرة علي عليه السلام في أهل البصرة كانت خيرا لشيعته مما طلعت عليه الشمس، إنه علم أن للقوم دولة فلو سباهم لسبيت شيعته. قلت: فأخبرني عن القائم عليه السلام يسيربسيرته؟ قال: لا إن عليا صلوات الله عليه سار فيهم بالمن للعلم من دولتهم، وإن القائم عجل الله فرجه يسير فيهم بخلاف تلك السيرة لانه لادولة لهم

Van Abi Bakr al-Hadrami, die zei: Ik hoorde Imam al-Sadiq (as) zeggen: "De omgang van Imam Ali (as) met de mensen van Basra, was beter voor de shia dan de hele wereld. Ali (as) wist dat het volk zou gaan regeren, dus als hij hen gevangen zou hebben genomen, dan zouden zijn shia later ook gevangen genomen worden." Ik zei: "Vertel mij over de Mahdi. Zal hij met de mensen omgaan zoals Ali (as)?" Hij (as) zei: "Nee! Ali (as) ging begunstigend met hen om, omdat hij wist dat zij later zouden regeren. Maar de Mahdi (as) zal anders met hen omgaan, omdat zij niet zullen regeren."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن عبدالرحيم القصير ، قال : قال لي أبوجعفر عليه السلام : أما لو قام قائمنا لقد ردت إليه الحميراء حتى يجلدها الحد وحتى ينتقم لا بنة محمد فاطمة عليها السلام منها .قلت : جعلت فداك ولم يجلدها الحد ؟ قال : لفريتها على ام إبراهيم صلى الله عليه قلت : فكيف أخره الله للقائم عليه السلام ؟ فقال له : إن الله تبارك وتعالى بعث محمدا صلى الله عليه واله رحمة وبعث القائم عليه السلام نقمة

Van Abd al-Rahim al-Qusayr, die zei: Imam al-Baqir (as) zei tegen mij: "Wanneer de Mahdi (as) zal opkomen, zal Aisha tot leven worden gewekt voor hem, zodat hij haar de straf van zweepslagen kan geven, en zodat hij wraak kan nemen voor Fatima (sa), de dochter van de Profeet (s)." Ik zei: "Moge ik opgeofferd worden voor u. Waarom zal hij haar zwepen?" Hij (as) zei: "Wegens haar beschuldiging over Maria." Ik zei: "Waarom heeft Allah het dan overgelaten aan de Mahdi?" Hij (as) zei: "Omdat Allah, Mohammad (s) als een genade heeft gestuurd, en de Mahdi (as) als een wraak."

[`Ilal ul-Shara'i`, Al-Sadouq]

De oneindige vijandigheid van Aisha.

عن محمد ابن مسلم قال سمعت ابا جفعر عليه السلام يقول: لما حضر الحسن بن علي عليهما السلام الوفاة قال للحسين عليه السلام: يا أخي إني اوصيك بوصية فاحفظها، إذا أنا مت فهيئني ثم وجهني إلى رسول الله صلى الله عليه وآله لاحدث به عهدا ثم اصرفني إلى امي عليها السلام ثم ردني فادفني بالبقيع، واعلم أنه سيصيبني من عائشة ما يعلم الله والناس صنيعها وعداوتها لله ولرسوله وعداوتها لنا أهل البيت، فلما قبض الحسن عليه السلام [و] وضع على السرير ثم انطلقوا به إلى مصلى رسول الله صلى الله عليه وآله الذي كان يصلي فيه على الجنائز فصلى عليه الحسين عليه السلام وحمل وادخل إلى المسجد فلما اوقف على قبر رسول الله صلى الله عليه وآله ذهب ذو العوينين(1) إلى عائشة فقال لها: إنهم قد أقبلوا بالحسن ليدفنوا مع النبي صلى الله عليه وآله فخرجت مبادرة على بغل بسرج - فكانت أول امرأة ركبت في الاسلام سرجا - فقالت نحوا ابنكم عن بيتي، فإنه لا يدفن في بيتي ويهتك على رسول الله حجابه، فقال لها الحسين عليه السلام: قديما هتكت أنت وأبوك حجاب رسول الله صلى الله عليه وآله وأدخلت عليه ببيته من لا يحب قربه، وإن الله سائلك عن ذلك يا عائشة

Van Mohammed bin Muslim, die zei: Ik hoorde Imam al-Baqir (as) zeggen: Toen Hasan (as) op het punt stond te sterven, zei hij tegen Husain (as): "O broer, ik verzoek jou om iets, dus onthoud het. Als ik gestorven ben, bereid me voor en breng mij naar de Profeet (s), zodat ik mijn verbond met hem kan vernieuwen. Breng mij daarna naar mijn moeder en breng mij daarna terug om mij te begraven in Baqi'. En weet dat Aisha problemen zal creëren voor mij. Allah en de mensen kennen haar daden en haar vijandigheid jegens Allah, Zijn boodschapper en de Ahlalbait (as)." En toen Hasan (as) overleed, werd hij op een drager geplaatst en werd hij vervolgens gebracht naar de plek waar de Profeet (s) altijd bad voor de overledenen. Husain (as) leidde het begrafenisgebed van Hasan (as). Vervolgens werd Hasan (as) gedragen naar de moskee en werd hij neergezet bij het graf van de Profeet (s). Dhul Aynayn (spion) ging vervolgens naar Aisha en zei tegen haar: "Ze zijn gekomen met Hasan om hem met de Profeet te begraven!" Aisha kwam naar buiten op een ezel, dat een zadel had. Zij was de allereerste vrouw in de Islam die op een zadel zat. Zij zei: "Neem jullie zoon weg bij mijn huis! Hij zal niet in mijn huis begraven worden, om de eer van de Profeet te schenden!" Husain (as) zei tegen haar: "Jij en jouw vader hebben al lange tijd geleden de eer van de Profeet (s) geschonden. Jij hebt in zijn (s) huis gebracht wiens nabijheid hij (s) niet op prijs stelde. Allah zal jou daarvoor verantwoordelijk houden, O Aisha!"

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن سليمان بن خالد ... وقال أبوعبدالله عليه السلام : أول امرأة ركبت البغل بعد رسول الله صلى الله عليه وآله عائشة جاءت إلى المسجد فمنعت أن يدفن الحسن بن علي عليهما السلام مع رسول الله صلى الله عليه واله وسلم

Van Sulaiman bin Khalid, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "De eerste vrouw die na de dood van de Profeet (s) op een ezel reed, was Aisha. Zij ging naar de moskee van de Profeet (s) om te verbieden dat Imam al-Hasan (as) bij de Profeet (s) zou worden begraven."

[`Ilal ul-Shara'i`, Al-Sadouq]

روى سعيد بن المسيب عن وهب أن فاطمة لما زفت إلى علي عليه السلام قالت نسوة الأنصار: أبوها سيد الناس، فقال النبي صلى الله عليه وآله: قلن: وبعلها ذو الشدة والبأس، فلم يذكرن عليا فقال في ذلك فقلن: منعتنا فقلن: منعتنا عائشة فقال ما تدع عائشة عداوتنا أهل البيت

Het is overgeleverd van Said bin Musayyib, van Wahab, die zei: Toen Fatima (sa) gehuwd werd aan Ali (as), zeiden de vrouwen van de Ansar: "Haar vader is de meester van de mensen." De Profeet (s) zei: "Zeg: 'En haar man is sterk en dapper'." Maar de vrouwen zeiden dat niet. De Profeet (s) vroeg waarom. De vrouwen zeiden: "Aisha heeft ons dat verboden." De Profeet (s) zei: "Aisha zal nooit ophouden met haar vijandigheid jegens ons, de Ahlalbait."

[Al-Sirat al-Mustaqim, Ali al-Bayadhi]

ولو ذهبنا إلى تقصي ما روي عنها من الكلام الغليظ الشديد الدال على بقاء العداوة واستمرار الحقد والضغينة لاطلنا وأكثرنا

Al-Tusi: "En indien wij zouden vermelden wat er allemaal van haar overgeleverd is omtrent haar ernstige woorden, die aantonen dat zij vijandig bleef en dat zij jaloezie en afgunst bleef dragen, dan zou het te lang duren en zouden we te veel vermelden."

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

وبالجملة بغضها لامير المؤمنين عليه السلام أولا وآخرا ( 4 ) هو أشهر من كفر إبليس

Samenvattend is haar haat voor Imam Ali (as), vanaf het begin tot het eind, bekender dan het ongeloof van Iblis.

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]