maandag 27 april 2015

De status van Abu Bakr en Omar


ورووا عن عبد الله بن سنان، عن جعفر بن محمد عليهما السلام قال، قال لي أبو بكر وعمر صنما قريش اللذان يعبدونهما

En het is overgeleverd van Abdallah bin Sinan, van Imam al-Baqir (as), die zei: "Abu Bakr en Omar zijn de twee idolen van Quraysh die zij aanbidden."

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

الأخبار الداّلة على كفر أبي بكر وعمر واضرابهما وثواب لعنهم والبراءة منهم وما يتضمن بدعهم أكثر من أن يذكر في هذا المجلد أو في مجلدات شتى وفيما أوردنا كفاية لمن أراد الله هدايته إلى الصراط المستقيم

De overleveringen die het ongeloof en de bestraffing van Abu Bakr en Omar bewijzen, en de beloning voor het vervloeken van hen en het afstand nemen van hen en hun innovaties, zijn er meer dan wat er vermeld kan worden in deze volume of verscheidene volumes. En hetgeen wat wij in deze volume hebben vermeld, is voldoende voor degene die de leiding van Allah naar het juiste pad wil.

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

Alle ellende is hun schuld.

عن عبد الرحمن بن أبي عبد الله قال: ... فقال أبو عبد الله (عليه السلام): سلني فوالله لا تسألني عن شئ إلا أخبرتك به، قال: فقال له عبد الملك بن أعين: ما سمعته قالها لمخلوق قبلك، قال: قلت: خبرني عن الرجلين؟ قال: ظلمانا حقنا في كتاب الله عز وجل ومنعا فاطمة صلوات الله عليها ميراثها من أبيها وجرى ظلمهما إلى اليوم، قال - وأشار إلى خلفه - ونبذا كتاب الله وراء ظهورهما

Van Abd al-Rahman bin Abi Abdillah, die zei: Abu Abdallah (as) zei: "Vraag mij, want Wallah, er is niets waar je mij over kunt vragen, behalve dat ik je erover zal vertellen." Ik zei: "Vertel mij over die twee personen?" Hij (as) zei: "Ze hebben onze rechten in het Boek van Allah ontnomen, en Fatima (sa) weerhouden van haar erfenis van haar vader. Hun onderdrukkingen lopen nog steeds door tot vandaag." Vervolgens wees hij (as) naar achteren, en zei: "Ze hebben het Boek van Allah achter hun ruggen gegooid."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن حنان بن سدير، عن أبيه قال: سألت أبا جعفر (عليه السلام) عنهما فقال: يا أبا الفضل ما تسألني عنهما فوالله ما مات منا ميت قط إلا ساخطا عليهما وما منا اليوم إلا ساخطا عليهما يوصي بذلك الكبير منا الصغير، إنهما ظلمانا حقنا ومنعانا فيئنا وكانا أول من ركب أعناقنا وبثقا علينا بثقا في الاسلام لا يسكر أبدا حتى يقوم قائمنا أو يتكلم متكلمنا ثم قال: أما والله لو قد قام قائمنا [أ] وتكلم متكلمنا لأبدى من أمورهما ما كان يكتم ولكتم من أمورهما ما كان يظهر والله ما أسست من بلية ولا قضية تجري علينا أهل البيت إلا هما أسسا أولها فعليهما لعنة الله والملائكة والناس أجمعين

Van Hanan bin Sadir, van zijn vader, die zei: Ik vroeg Aba Ja'far (as) over die twee, dus zei hij (as): "O Aba al-Fadhl. Vraag mij niet over die twee, want Allah, er sterft niemand van ons, behalve dat diegene woedend is op hen. En er is niemand van ons vandaag behalve dat hij woedend is op die twee. De ouderen van ons geven dat over aan de jongeren van ons. Die twee hebben onze rechten ontnomen en hebben onze eigendommen afgenomen. Zij waren de eersten die op onze nekken reden en schade aan ons richtten, en schade in de Islam hebben verricht wat niet meer te repareren is totdat onze Mahdi zal opkomen of onze spreker zal spreken. Maar Wallah, wanneer onze Mahdi zal opkomen of onze spreker zal spreken, zal hij van hun openbaren wat verborgen was, en hij zal van hun verbergen wat bekend was. Wallah, er is geen tragedie dat ons de Ahlalbait overkomt, behalve dat zij de grondleggers daarvan zijn. Dus moge de vloek van Allah, de engelen en de gehele mensheid op die twee rusten."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن علي بن سويد قال: كتبت إلى أبي الحسن موسى (عليه السلام) وهو في الحبس كتابا أسأله عن حاله وعن مسائل كثيرة فاحتبس الجواب علي أشهر ثم أجابني بجواب هذه نسخته

Van Ali bin Suwayd, die zei: Ik schreef naar Imam Musa al-Kadhim (as), terwijl hij gevangen zat. Ik vroeg hem over zijn toestand en over vele andere zaken. Het antwoord kwam na een maand nog niet. Vervolgens antwoordde hij mij, waarin hij het volgende zei:

وسألت عن رجلين اغتصبا رجلا مالا كان ينفقه على الفقراء والمساكين وأبناء السبيل وفي سبيل الله فلما اغتصباه ذلك لم يرضيا حيث غصباه حتى حملاه إياه كرها فوق رقبته إلى منازلهما فلما أحرزاه توليا إنفاقه أيبلغان بذلك كفرا؟ فلعمري لقد نافقا قبل ذلك وردا على الله عز وجل كلامه وهزئا برسوله (صلى الله عليه وآله) وهما الكافران عليهما لعنة الله والملائكة والناس أجمعين والله ما دخل قلب أحد منهما شئ من الايمان منذ خروجهما من حالتيها وما ازدادا إلا شكا، كانا خداعين، مرتابين، منافقين حتى توفتهما ملائكة العذاب إلى محل الخزي في دار المقام

... En je vroeg over twee mannen (Abu Bakr en Omar) die de rijkdom van een man (Imam Ali) hadden beroofd, dat hij uitgaf aan de armen, de behoeftigen, de reizigers en omwille van Allah. Toen zij dat van hem afnamen, waren zij niet tevreden, totdat zij hem dwongen om het op zijn rijtuig naar hun huis te brengen. Toen zij het beheer ervan overnamen, hebben zij beiden toen ongeloof bereikt? Ik zweer op mezelf, zij waren daarvóór al hypocrieten, en zij verworpen de woorden van Allah en bespotten de Profeet (sawa). Zij zijn ongelovigen, moge de vloek van Allah, de engelen en de gehele mensheid op hen rusten. Wallah, er heeft niets van geloof in één van hun harten getreden, vanaf het moment dat zij uit hun situatie kwamen. En ze vermeerderden slechts in twijfel. Ze waren bedriegers, sceptisch en hypocrieten tot hun dood, waarna de engelen van bestraffing hen gebracht hebben naar de plaats van vernedering in het eeuwige tehuis (i.e. hiernamaals)."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن داود بن النعمان قال: دخلت الكميت فأنشده وذكر نحوه ثم قال في آخره: إن الله عز وجل يحب معالي الأمور، ويكره سفسافها، فقال الكميت، يا سيدي أسألك عن مسألة، وكان متكئا فاستوى جالسا وكسر في صدره وسادة، ثم قال: سل فقال: أسألك عن الرجلين؟ فقال: يا كميت ابن زيد ما أهريق في الاسلام محجمة من دم ولا اكتسب مال من غير حله، ولا نكح فرج حرام إلا وذلك في أعناقهما إلى يوم القيامة، حتى يقوم قائمنا، ونحن معاشر بني هاشم نأمر كبارنا وصغارنا بسبهما والبراءة منهما

Van Dawud bin al-Nu'man, die zei: Kumayt kwam binnen en zei tegen Imam al-Sadiq (as): "O mijn meester, ik wil u vragen over iets." Hij (as) was aan het liggen en ging vervolgens rechtop zitten, en hij drukte een kussen op zijn borst. Daarna zei hij (as): "Vraag maar." Kumayt zei: "Ik wil u vragen over die twee personen." Hij (as) zei: "O Kumayt, er is geen druppel bloed dat in de Islam vloeit, geen eigendom dat illegaal verkregen wordt, geen zina dat begaan wordt, behalve dat het op hun nekken terechtkomt, tot aan de Dag der Opstanding, waarop onze Mahdi zal opkomen. En wij, de Bani Hashim gemeenschap, bevelen de ouderen en de jongeren van ons om hen te beledigen en zich van hen te distantiëren."

[Rijal al-Kashi]

عن الكميت بن زيد الأسدي قال: قلت: خبرني عن الرجلين قال: فأخذ الوسادة فكسرها في صدره ثم قال: والله يا كميت ما أهريق محجمة من دم ولا أخذ مال من غير حله ولا قلب حجر عن حجر إلا ذاك في أعناقهما 

Van Kumayt bin Zayd al-Asadi, die zei: Ik zei tegen Imam al-Baqir (as): "Vertel me over die twee mannen." Imam al-Baqir (as) greep de kussen, drukte het op zijn borst, en zei: "Wallah, O Kumayt, er wordt geen druppel bloed vergoten, noch wordt er enig rijkdom op illegale wijze gepakt, noch wordt er een steen van een ander steen gehaald, behalve dat het allemaal op hun nekken terecht komt!"

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

وعن ورد بن زيد أخي الكميت قال: سألنا محمد بن علي عليهما السلام عن أبي بكر وعمر؟ فقال: من كان يعلم أن الله حكم عدل بري منهما، وما من محجمة دم تهراق إلا وهي في رقابهما

Van Kumayt, die zei: "We vroegen Imam al-Baqir (as) over Abu Bakr en Omar, en hij (as) zei: "Er is geen druppeltje bloed dat vloeit, behalve dat het op hun nekken terecht komt."

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

فليس من دم يهراق في غير حقه ولا فرج يغشى حراما ولا حكم بغير حق إلا كان عليهما وزره

... De Profeet (s) zei: "Er zal geen bloed onterecht vergoten worden, noch zal er zina worden begaan, noch zal er een oneerlijk oordeel worden geveld, behalve dat die twee de zonde daarvan zullen dragen."

[Kitab Sulaym]

ثم قال عليه السلام: إن عليهما خطايا أمة محمد. إن كل دم سفك إلى يوم القيامة ومال يؤكل حراما وفرج يغشى حراما وحكم يجار فيه عليهما، من غير أن ينقص من إثم من عمل به شئ

... Imam Ali (as) zei vervolgens: "Deze twee zullen de zondes dragen van de gehele umma van Mohammed (s)! Al het bloed dat vergoten wordt, al het rijkdom dat op een verboden manier geconsumeerd wordt, alle zina dat gepleegd wordt, alle oordelen die worden opgelegd tot aan de Dag des Oordeels, zullen op hun terecht komen, zonder dat de zonde van de pleger hiervan zal afnemen."

[Kitab Sulaym]

De eerste onderdrukkers.

عن أبي الجارود قال: سئل أبو جعفر عليه السلام عنهما وأنا جالس؟ فقال: ما أول من ظلمنا حقنا، وحملا الناس على رقابنا، وأخذا من فاطمة عليها السلام عطية رسول الله صلى الله عليه وآله فدك بنواضحها، فقام ميسر فقال: الله ورسوله منهما بريئان

Van Abi al-Jaroud, die zei: Imam al-Baqir (as) werd gevraagd over die twee, en hij (as) antwoordde: "Het zijn de eersten die ons onderdrukten, de mensen op onze nekken plaatsen en Fadak afpakten van Fatima (sa)." Maysar stond op en zei: "Allah en zijn boodschapper distantiëren zich van die twee!"

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

عن حجر البجلي قال: شككت في أمر الرجلين، فأتيت المدينة فسمعت أبا جعفر عليه السلام يقول: إن أول من ظلمنا وذهب بحقنا وحمل الناس على رقابنا أبو بكر وعمر

Van Hujr al-Bajali, die zei: Ik twijfelde over de situatie van die twee personen. Dus ik ging naar Medina, en ik hoorde Aba Ja`far (as) zeggen: "De eersten die ons onderdrukten en met onze rechten er vandoor gingen, en de mensen op onze nekken plaatsten, waren Abu Bakr en Omar."

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

عبد الله بن كثير عن الصادق في خبرهما: والله أول من ظلمنا حقنا وحملا الناس على رقابنا وجلسا مجلسا نحن أولى به منهما فلا غفر الله لهما ذلك الذنب كافران ومن يتولهما كافر

Van Abdallah bin Kathir, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "Wallah, die twee zijn de eersten die ons onderdrukten, de mensen op onze nekken plaatsten en op de plek zaten waar hij meer recht op hadden dan hen. Dus moge Allah hen niet vergeven voor die zonde. Het zijn twee ongelovigen, en wie die twee bevriend, is een ongelovige!"

[Manaqib aal Abi Talib, Ibn Shahrashoub]

Vervloekt!

حنان عن أبيه، عن أبي جعفر (عليه السلام) قال: قلت له: ما كان ولد يعقوب أنبياء؟ قال: لا ولكنهم كانوا أسباط أولاد الأنبياء ولم يكن يفارقوا الدنيا إلا سعداء تابوا وتذكروا ما صنعوا وإن الشيخين فارقا الدنيا ولم يتوبا ولم يتذكرا ما صنعا بأمير المؤمنين (عليه السلام) فعليهما لعنة الله والملائكة والناس أجمعين

Van Hanan, van zijn vader, die zei: Ik zei tegen Abi Ja`far (as): "Wat waren de kinderen van Ya'qub? Waren het profeten?" Hij (as) zei: "Nee, zij waren kleinzonen van de kinderen van de profeten. En zij verlieten de wereld niet, behalve als blije en berouwvolle mensen, en zij herinnerden zich wat zij gedaan hadden. Maar die twee oude mannen (Abu Bakr en Omar), die verlieten de wereld zonder berouw te hebben, en zij herinnerden zich niet wat zij Imam Ali (as) hadden aangedaan. Dus moge de vloek van Allah, de engelen en de gehele mensheid op die twee rusten!"

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن أبي حمزة الثمالي عن علي بن الحسين عليه السلام قال قلت له أسألك جعلت فداك عن ثلث خصال انفي عنى فيه التقية قال فقال ذلك لك قلت أسألك عن فلان وفلان قال فعليها لعنة الله بلعناته كلها ماتا والله وهما كافران مشركان بالله العظيم

Van Abi Hamza al-Thumali, die zei: Ik zei tegen Ali bin al-Husain (as): "Moge ik opgeofferd worden voor u. Ik wil u vragen over drie zaken, maar ik verzoek u te antwoorden zonder iets te verbergen voor mij." Hij (as) zei: "Zoals je wil." Ik zei: "Ik wil u vragen over die twee personen." Hij (as) zei: "Moge de vloek van Allah met al Zijn vervloekingen op die twee rusten. Ze stierven als ongelovigen in Allah en kenden deelgenoten aan Hem toe."

[Basa'ir ul-Darajat, Al-Saffar]

عن فرات بن الاحنف، عن أبي عبدالله (عليه السلام) قال: مهما تركت من شئ فلا تترك أن تقول في كل صباح ومساء: اللهم العن فلانا وفلانا والفرق المختلفة على رسولك وولاة الامر بعد رسولك والائمة من بعده وشيعتهم

Van Furat bin al-Ahnaf, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "Wat je ook nalaat te doen, laat in ieder geval niet na om in iedere ochtend en avond het volgende te zeggen: 'O Allah, vervloek die twee en de stromingen die tegen uw boodschapper, de leiders na hem, en hun shia zijn ingegaan...'"

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

اللهم العن الذين بدلا نعمتك، وخالفا كتابك، وجحدا آياتك، واتهما رسولك، احش قبورهما نارا، وأجوافهما نارا، واعد لهما عذابا أليما ، واحشرهما وأشياعهما وأتباعهما إلى جهنم زرقا، واحشرهما وأشياعهما وأتباعهما يوم القيامة على وجوههم عميا وبكما وصما، مأواهم جهنم، كلما خبت زدناهم سعيرا

... Imam al-Sadiq zei: "O Allah, vervloek de twee die Uw zegeningen veranderden, Uw boek tegengingen, Uw tekens ontkenden, Uw boodschapper beschuldigden. Vul hun graven en magen met vuur en bereid een pijnlijke straf voor hen voor. Verzamel die twee en hun aanhangers en volgelingen blind in het hellevuur. Verzamel die twee en hun aanhangers en volgelingen {op de Dag des Oordeels op hun gezicht; blind stom en doof. Hun verblijfplaats is het hellevuur, en telkens wanneer het verzwakt, zullen We hen erger verbranden}." [17:97]

[Kamil Al-Ziyarat, Ibn Qawluwayh]

المهج : روينا باسناده إلى سعد بن عبدالله في كتاب فضل الدعاء قال أبوجعفر محمد بن اسماعيل بن بزيع عن الرضا عليه السلام وبكير بن صالح ، عن سليمان بن جعفر الجعفري ، عن الرضا عليه السلام قالا : دخلنا عليه وهو ساجد في سجدة الشكر فأطال في سجوده ثم رفع راسه فقلنا له : أطلت السجود ، فقال : من دعا في سجدة الشكر بهذا الدعاء كان كالرامي مع رسول الله صلى الله عليه واله يوم بدر ، قالا قلنا فنكتبه ؟ قال اكتبا إذا أنت سجدت سجدة الشكر فقل : اللهم العن اللذين بدلا دينك ، وغيرا نعمتك ، وانهما رسولك صلى الله عليه واله وسلم ، وخالفا ملتك ، وصدا عن سبيلك ، وكفرا آلاءك ، وردا عليك كلامك ، واستهزا برسولك ، و قتلا ابن نبيك ، وحرفا كتابك ، وجحدا آياتك ، وسخرا بآياتك ، واستكبرا عن عبادتك ، وقتلا أولياءك ، وجلسا في مجلس لم يكن لهما بحق ، وحملا الناس على أكتاف آل محمد عليهم الصلوات والسلام. اللهم العنهما لعنا يتلو بعضهم بعضا ، واحشرهما واتباعهما إلى جهنم زرقا ، اللهم إنا نتقرب عليك باللعنة عليهما والبراءة منهما في الدنيا والاخرة 

Het is overgeleverd dat Imam al-Rida (as) zei: "Als je knielt uit dankbaarheid, zeg dan het volgende: O Allah vervloek de twee (Abu Bakr en Omar) die Uw geloof hebben veranderd, en Uw zegeningen hebben veranderd, en Uw boodschapper (s) hebben beschuldigd, en tegen Uw religie zijn ingegaan, en van Uw pad zijn afgegaan, en tegen Uw woorden zijn ingegaan, en Uw boodschapper (s) bespotten, en de zoon van Uw Profeet (s) hebben vermoord, en Uw boek hebben veranderd, en Uw verzen hebben ontkend, en te arrogant waren om Uw te aanbidden, en Uw nabije vrienden hebben vermoord, en op een plek zaten waar zij geen recht op hadden, en de mensen op de schouders van de Familie van Mohammed (s) plaatsten. O Allah vervloek hen met een vervloeking, de één na de ander en plaats hen en hun volgelingen gezamenlijk in het vuur. O Allah, wij komen dichter bij U door het vervloeken van hen en het afstand nemen van hen in deze wereld en in het hiernamaals."

[Mahaj al-Da`wa, Sayyid Ibn Tawous]

روي عن زين العابدين عليه السلام أنه قال: من قال: اللهم العن الجبت والطاغوت. كل غداة مرة واحدة كتب الله له سبعين ألف حسنة، ومحا عنه سبعين ألف سيئة، ورفع له سبعين ألف درجة

Het is overgeleverd van Imam Zain al-Abidien (as), dat hij zei: "Wie iedere ochtend eenmaal zegt: 'Moge Allah de jibt (Abu Bakr) en de taghout (Omar) vervloeken', zal van Allah 70.000 goede daden krijgen, en hij zal 70.000 slechte daden kwijtgescholden worden, en Allah zal hem 70.000 niveaus verheffen."


عَنْ مُعَاوِيَةَ بْنِ عَمَّارٍ عَنْ أَبِي عَبْدِ اللَّهِ ع قَالَ: إِذَا دَنَوْتَ مِنَ الْحَجَرِ الْأَسْوَدِ فَارْفَعْ يَدَيْكَ وَ احْمَدِ اللَّهَ وَ أَثْنِ عَلَيْهِ وَ صَلِّ عَلَى النَّبِيِّ ص وَ اسْأَلِ اللَّهَ أَنْ يَتَقَبَّلَ مِنْكَ ثُمَّ اسْتَلِمِ الْحَجَرَ وَ قَبِّلْهُ فَإِنْ لَمْ تَسْتَطِعْ أَنْ‌ تُقَبِّلَهُ فَاسْتَلِمْهُ بِيَدِكَ فَإِنْ لَمْ تَسْتَطِعْ أَنْ تَسْتَلِمَهُ بِيَدِكَ فَأَشِرْ إِلَيْهِ وَ قُلِ- اللَّهُمَّ أَمَانَتِي أَدَّيْتُهَا وَ مِيثَاقِي تَعَاهَدْتُهُ لِتَشْهَدَ لِي بِالْمُوَافَاةِ اللَّهُمَّ تَصْدِيقاً بِكِتَابِكَ وَ عَلَى سُنَّةِ نَبِيِّكَ أَشْهَدُ أَنْ لَا إِلَهَ إِلَّا اللَّهُ وَحْدَهُ لَا شَرِيكَ لَهُ وَ أَنَّ مُحَمَّداً عَبْدُهُ وَ رَسُولُهُ آمَنْتُ بِاللَّهِ وَ كَفَرْتُ بِالْجِبْتِ وَ الطَّاغُوتِ وَ بِاللَّاتِ وَ الْعُزَّى وَ عِبَادَةِ الشَّيْطَانِ

Van Muawiya bin Ammar, van Imam al-Sadiq (as), die zei: Wanneer je dicht bij de zwarte steen komt te staan, verhef jouw handen, dank Allah en prijs Hem, groet en zegen de Profeet (s), vraag Allah om van jou te accepteren. Pak vervolgens de steen op en kus het. Als je het niet kunt kussen, pak het dan gewoon met je handen op. Als je het niet met je handen kan pakken, wijs er dan naar met je vinger, en zeg: "O Allah, terwijl ik in U boek geloof en  mij op de sunna van Uw Profeet bevind, getuig ik dat er geen God is behalve Allah, Hij alleen, zonder partner, en dat Mohammed Zijn dienaar en boodschapper is. Ik geloof in Allah en ben ongelovig in de Jibt en de Taghout en in Laat en Uzza, en de dienaren van de duivels..."

وفي الأخبار يعبر بالجبت و الطاغوت عن أبي بكر و عمر و كذا باللات و العزى‌

En in de overleveringen worden de namen Jibt en Taghout gebruikt voor Abu Bakr en Omar. Zo ook de namen Laat en Uzza.

[Mir'at ul-Uqoul, Al-Majlisi]

الجبت والطاغوت فلان وفلان وفلان

Imam al-Baqir (as) zei: ... "De Jibt en de Taghout zijn die ene, die ene, en die ene." (Abu Bakr, Omar en Othman)

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن الحسن بن عطية عن أبي عبد الله (ع) قال إذا دخلت الحير فقل ... اللهم العن الجبت و الطاغوت و العن أشياعهم و أتباعهم

Van Al-Husein bin Atiyya, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "O Allah, vervloek de Jibt en de Taghout en hun aanhangers en volgelingen."

[Al-Kamil fi al-Ziyarat, Ibn Qawluwayh]

ورووا عن عبد الله بن سنان، عن جعفر بن محمد عليهما السلام قال، قال لي أبو بكر وعمر صنما قريش اللذان يعبدونهما

En het is overgeleverd van Abdallah bin Sinan, van Imam al-Baqir (as), die zei: Abu Bakr en Omar zijn de twee idolen van Quraysh die zij aanbidden."

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

 ورووا عن بشير بن أبي أراكة البتال قال: سألت أبا جعفر عليه السلام عن أبي بكر وعمر؟ فقال كهيئة المنتهر: ما تريد من صنمي العرب، أنتم تقتلون على دم عثمان بن عفان، فكيف لو أظهرتهم البراءة منهما، إذا لما ناظروكم طرفة عين

Van Bashir bin Abi Araka, die zei: Ik vroeg Imam al-Baqir (as) over Abu Bakr en Omar. Hij (as) zei: "Wat moet jij van de twee idolen van de Arabieren? Jullie worden vermoord omwille van het bloed van Othman. Dus wat zal er wel niet gebeuren als jullie, jullie afstand van hen tonen, wanneer hun aanhangers jullie voor een ogenblik zouden zien?"

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

عن يونس بن ظبيان عن أبي عبد الله (ع) قال إذا أردت زيارة قبر أمير المؤمنين (ع) فتوضأ و اغتسل و امش على هنيئتك و قل ... اللهم العن الجوابيت و الطواغيت و الفراعنة و اللات و العزى و الجبت و الطاغوت و كل ند يدعى من دون الله و كل محدث مفتر اللهم العنهم و أشياعهم و أتباعهم و محبيهم و أولياءهم و أعوانهم لعنا كثيرا

Van Yunus bin Dhibyan, van Imam al-Sadiq (as), die zei: Wanneer jij het graf van Imam Ali (as) wil bezoeken, verricht dan de wudu, was jezelf en loop dan op je gemak, en zeg: "O Allah, vervloek de Jibt's en de Taghout's en de Farao's en Laat en Uzza, en de Jibt en de Taghout en ieder idool dat naast Allah aanbeden wordt en iedere leugenaar. O Allah, vervloek hen en hun aanhangers, en volgelingen, en liefhebbers, en vrienden en helpers met veel vervloekingen..."

[Farhat ul-Ghura, Ibn Tawous]

عن صفوان الجمال ، عن أبي عبدالله عليه السلام قال : كانت امرأة من الانصار تدعى حسرة ، تغشى آل محمد وتحن وإن زفر وحبتر لقياها ذات يوم فقالا : أين تذهبين يا حسرة ؟ فقالت : أذهب إلى آل محمد فأقضي من حقهم ، واحدث بهم عهدا ، فقالا : ويلك إنه ليس لهم حق إنما كان هذا على عهد رسول الله صلى الله عليه وآله فانصرفت حسرة ولبثت أياما ثم جاءت فقالت لها ام سلمة زوجة النبي صلى الله عليه وآله : ما بطأبك عنا يا حسرة ؟ فقالت : استقبلني زفر وحبتر فقالا : أين تذهبين يا حسرة ؟ فقلت : أذهب إلى آل محمد فأقضي من حقهم الواجب ، فقالا : إنه ليس لهم حق ، إنما كان هذا على عهد النبي صلى الله عليه وآله ، فقالت ام سلمة : كذبا لعنهما الله لا يزال حقهم واجبا على المسلمين إلى يوم القيامة

Van Safwan bin al-Jamal, van Imam al-Sadiq (as), die zei: Er was een vrouw van de Ansar, genaamd Hasra, die de Familie van de Profeet (s) regelmatig bezocht en naar hen verlangde. Zafar en Hibtar kwamen haar een keer tegen en zeiden: "Waar ga jij naar toe, O Hasra?" Zij zei: "Ik ga naar de Familie van Mohammed om mijn rechten aan hen na te komen." Zij zeiden: "Wee jou! Zij hebben geen rechten. Dat was alleen in de tijd van de Profeet (s)." Vervolgens vertrok Hasra en ze verbleef enkele dagen in haar huis. Daarna ging Hasra weer, en Umm Salama, vrouw van de Profeet (s), zei tegen haar: "Wat heeft jou vertraagd om naar ons te komen, O Hasra?" Hasra zei: "Zafar en Hibtar kwamen mij tegen en zeiden: 'Waar ga jij naar toe, O Hasra?' Ik zei: 'Ik ga naar de Familie van Mohammed om de verplichte rechten aan hen na te komen.' Zij zeiden: 'Wee jou! Zij hebben geen rechten. Dat was alleen in de tijd van de Profeet (s).'" Umm Salama zei: "Ze hebben gelogen! Moge Allah hen vervloeken! De rechten van de Familie van de Profeet (s) zullen altijd verplicht blijven voor de mensen tot aan de Dag des Oordeels!"

[Qurb ul-Isnad, Al-Himyari]

بيان : زفر وحبتر عمر وصاحبه

Al-Majlisi: "Zafar en Hibtar zijn Omar en zijn metgezel (Abu Bakr)."

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

عن سعد بن طريف الخفاف، عن أبي جعفر عليه السلام قال ... فبكى الخارجي، ثم قال: يا أمير المؤمنين تستقبلني بهذا وقد علم الله خلافه، ابسط يدك أبايعك، فقال علي: على ماذا؟ قال: على ما عمل به زريق وحبتر، فقال له: أصفق لعن الله الاثنين

Van Sa'd bin Tarif al-Khaffaf, van Imam al-Baqir (as), die zei: ... De khariji huilde en zei: "O leider van de gelovigen. U accepteert mij niet met dit en Allah kent het tegenovergestelde. Strek uw hand uit, zodat ik mijn eed aan u kan afleggen." Ali (as) zei: "Op wat wil jij jouw eed afleggen aan mij?" Hij zei: "Op hetgeen wat Zurayq en Hibtar hebben gedaan." Ali (as) zei: "Moge Allah die twee vervloeken!"

[Al-Ikhtisas, Al-Mufid]

عن أبي سعيد الخدري قال: قال رسول الله صلى الله عليه وآله وسلم: معاشر الناس أحبوا عليا فإن لحمه لحمي، ودمه دمي، لعن الله أقواما من أمتي ضيعوا فيه عهدي ونسوا فيه وصيتي، ما لهم عند الله من خلاق

Van Abi Sa'id al-Khudri, die zei: De Profeet (s) zei: O Mensen, houd van Ali, want zijn vlees is mijn vlees en zijn bloed is mijn bloed. Moge Allah de mensen van mijn umma vervloeken die mijn verbond over hem hebben verwaarloosd, en mijn testament over hem vergeten zijn. Zij zullen geen deel hebben (van de zegeningen) van Allah."

[Al-Amali, Al-Mufid]

فيلحقها الله عز وجل بي، فتكون أول من يلحقني من أهل بيتي، فتقدم علي محزونة مكروبة مغمومة مغصوبة مقتولة، فأقول عند ذلك: اللهم العن من ظلمها، وعاقب من غصبها، وأذل من أذلها، وخلد في نارك من ضرب جنبها حتى ألقت ولدها، فتقول الملائكة عند ذلك: آمين

Van Ibn Abbas, dat de Profeet (s) zei: ... Vervolgens zal Allah haar (Fatima) terugbrengen naar mij. Zij zal de eerste van mijn Ahlalbait zijn die bij mij terugkeert. Zij zal naar mij gebracht worden terwijl zij verdrietig, droevig, gepijnigd, beroofd en vermoord is. Ik zal dan zeggen: "O Allah, vervloek wie haar onderdrukt heeft, bestraf wie haar beroofd heeft, verneder wie haar vernederd heeft, en laat voor eeuwig in Uw hellevuur verblijven wie haar geslagen heeft, waardoor zij een miskraam kreeg!" De engelen zullen vervolgens daarop zeggen: "Amin!"...

[Al-Amali, Al-Sadouq]

عن عجلان أبي صالح قال : دخل رجل على أبي عبد الله ( ع ) فقال له : جعلت فداك هذه قبة آدم ( ع ) ؟ قال : نعم و لله قباب كثيرة ، ألا إن خلف مغربكم هذا تسعة و ثلاثون مغربا أرضا بيضاء مملوة خلقا يستضيئون بنوره لم يعصوا الله عز و جل طرفة عين ما يدرون خلق آدم أم لم يخلق ، يبرؤون من فلان و فلان 

Van Ijlan Abi Salih, die zei: Een man kwam binnen bij Imam al-Sadiq (as), en zei tegen hem: "Moge ik voor u opgeofferd worden. Deze (aardse lucht) is de koepel van Adam." Hij (as) zei: "Klopt, en Allah heeft meerdere koepels. Waarlijk, achter dit westen van jullie zijn er 39 andere westen. Het zijn witte aarden gevuld met creaties die verlicht zijn door haar licht. Ze zijn geen ogenblik ongehoorzaam aan Allah. Ze weten niet of Adam gecreëerd is of niet, maar ze nemen wel afstand van die ene en die ene."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن عجلان ابى صالح قال دخل رجل على ابى عبد الله عليه السلام فقال له جعلت فداك هذه قبة آدم قال نعم وفيه قباب آثيرة ان خلف مغربكم هذا تسعة وثلثين مغربا ارضا بيضاة مملوة خلقا يستضيئون بنورها لم يعصوا الله طرفة عين ما يدرون ان الله خلق آدم ام لم يخلق يتبرؤن من فلان وفلان لعنهما الله

Van Ijlan Abi Salih, die zei: Een man kwam binnen bij Imam al-Sadiq (as), en zei tegen hem: "Moge ik voor u opgeofferd worden. Deze (aardse lucht) is de koepel van Adam." Hij (as) zei: "Klopt, en Allah heeft meerdere koepels. Waarlijk, achter dit westen van jullie zijn er 39 andere westen. Het zijn witte aarden gevuld met creaties die verlicht zijn door haar licht. Ze zijn geen ogenblik ongehoorzaam aan Allah. Ze weten niet of Adam gecreëerd is of niet, maar ze nemen wel afstand van die ene en die ene, moge Allah hen vervloeken."

[Basa'ir ul-Darajat, Al-Saffar]

عن قلقلة عن أبي جعفر عليه السلام قال إن الله خلق جبلا محيطا بالدنيا من زبرجد خضر وإنما خضرة السماء من خضرة ذلك الجبل وخلق خلقا ولم يفرض عليهم شيئا مما افترض على خلقه من صلاة وزكاة وكلهم يلعن رجلين من هذه الأمة وسماهما

Van Qalqala, van Imam al-Baqir (as), die zei: Allah heeft een berg gecreëerd van groene aquamarijn, die zo groot is als de wereld. De lucht is zelfs groen geworden wegens de groenheid van die berg. En Allah heeft creaties gecreëerd die Hij niets verplicht heeft gesteld van hetgeen dat Hij de creaties van het gebed en de zakat verplicht heeft gesteld. En al die creaties vervloeken twee mannen van deze umma." Vervolgens noemde hij (as) hen.

[Basa'ir ul-Darajat, Al-Saffar]

Het verbod om van hen te houden, te erkennen en te volgen.

عن سعدان عن رجل عن أبي عبد الله عليه السلام في قوله: " وان تبدوا ما في أنفسكم أو تخفوه يحاسبكم به الله فيغفر لمن يشاء ويعذب من يشاء " قال: حقيق على الله أن لا يدخل الجنة من كان في قلبه مثقال حبة من خردل من حبهما

Van Sa'dan, van een man, van Imam al-Sadiq (as), die zei: {Of jullie openbaren wat er in jullie zit of het verbergen, Allah zal jullie ter verantwoording roepen. En Hij vergeeft wie Hij wil en bestraft wie Hij wil}. [2:284]. Imam al-Sadiq (as) zei vervolgens: "Het is een recht van Allah om degene die een mosterdzaadje aan liefde voor die twee in zijn hart heeft zitten, niet het paradijs te laten binnentreden."


وعن أبي علي الخراساني، عن مولى لعلي بن الحسين عليهما السلام قال: كنت مع علي بن الحسين عليهما السلام في بعض خلواته، فقلت: إن لي عليك حقا، ألا تخبرني عن هذين الرجلين، عن أبي بكر وعمر؟ فقال: كافران، كافر من أحبهما

Van Abi Ali al-Khorasani, die aan Imam Zain ul-Abidien (as) vroeg: ''Kunt u mij vertellen over die twee mannen (Abu Bakr en Omar)?'' Imam Zain ul-Abidien (as) zei: "Zij zijn ongelovigen en wie van hen houdt is ook een ongelovige."

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

وعن سلام بن سعيد المخزومي، عن أبي جعفر عليه السلام قال: ثلاثة لا يصعد عملهم إلى السماء ولا يقبل منهم عمل: من مات ولنا أهل البيت في قلبه بغض، ومن تولى عدونا وترك ولايتنا، ومن تولى أبا بكر وعمر

Van Salam bin Sa'id, die zei: Imam al-Baqir (as) zei: ''Er zijn drie soorten mensen van wie hun daden niet omhoog gaan en niet geaccepteerd worden: iemand die sterft terwijl hij haat voor ons in zijn hart heeft; wie onze vijanden als leider accepteert en ons leiderschap verlaat; en wie Abu Bakr en Omar bevriend."

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

عن ابن أبي يعفور، عن أبي عبدالله عليه السلام قال: سمعته يقول: ثلاثة لا يكلمهم الله يوم القيامة ولا يزكيهم ولهم عذاب أليم: من ادعى إمامة من الله ليست له، ومن جحد إماما من الله، ومن زعم أن لهما في الاسلام نصيبا

Van Ibn Abi Ya'four, die zei: Ik hoorde Imam al-Sadiq (as) zeggen: "Er zijn drie soorten personen waar Allah op de Dag des Oordeels niet tegen zal praten en hen niet zal reinigen, en voor hen is er een intense bestraffing: wie een Imam van Allah beweerd te zijn, terwijl hij dat niet is; wie een Imam van Allah ontkent; en wie er beweerd dat die twee een deel uitmaken van de Islam."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

تفسير العياشي: بإسناده عن ابن أبي يعفور، قال: سمعت أبا عبد الله عليه السلام يقول: ثلاثة لا ينظر الله إليهم يوم القيامة ولا يزكيهم ولهم عذاب أليم، من ادعى إمامة من الله ليست له، ومن جحد إماما من الله، ومن قال: إن لفلان وفلان في الاسلام نصيبا

Van Ibn Abi Ya'four, die zei: Ik hoorde Imam al-Sadiq (as) zeggen: "Er zijn drie soorten personen waar Allah op de Dag des Oordeels niet naar zal kijken en hen niet zal reinigen, en voor hen is er een intense bestraffing: wie een Imam van Allah beweerd te zijn, terwijl hij dat niet is; wie een Imam van Allah ontkent; en wie er beweerd dat die twee een deel uitmaken van de Islam."

[Tafsir al-Ayyashi]

وعن فضيل الرسان، عن أبي جعفر عليهالسلام، قال: مثل أبي بكر وشيعته مثل فرعون وشيعته، ومثل علي وشيعته مثل موسى وشيعته

Van Fudhail bin al-Risaan, van Imam al-Baqir (as), die zei: "Abu Bakr en zijn volgelingen zijn als de farao en zijn volgelingen, en de volgelingen van Ali zijn als de volgelingen van Musa (as)."

[Bihar al-Anwar, Al-Majlisi]

عن أبي بصير قال: سمعت أبا عبد الله عليه السلام يقول: " يا أيها الذين آمنوا ادخلوا في السلم كافة ولا تتبعوا خطوات الشيطان " قال: أتدري ما السلم؟قال: قلت أنت أعلم، قال: ولاية على والأئمة الأوصياء من بعده، قال: وخطوات الشيطان والله ولاية فلان وفلان

Van Abi Basir, die zei: Imam as-Sadiq (as) zei: {O jullie die geloven, kom in volledige overgave en volg de voetstappen van de duivel niet; hij is voorzeker jullie gezworen vijand}. [2:208]. Imam al-Sadiq (as) zei: "Weten jullie wat totale overgave is? Dat is het leiderschap van Ali en de leiders na hem. En de voetstappen van de duivel is het leiderschap van die ene en die ene (Abu Bakr en Omar).''

[Tafsir al-Ayyashi]

عن زرارة، عن أحدهما (عليهما السلام) قال: أصبح رسول الله (صلى الله عليه وآله) يوما كئيبا حزينا؟ فقال له: علي (عليه السلام) مالي أراك يا رسول الله كئيبا حزينا؟ فقال: وكيف لا أكون كذلك وقد رأيت في ليلتي هذه إن بني تيم وبني عدي وبني أمية يصعدون منبري هذا، يردون الناس عن الاسلام القهقرى، فقلت: يا رب في حياتي أو بعد موتي؟ فقال: بعد موتك

Van Zurara, van één van de twee Imams (as), die zei: De Profeet  (s) stond op een ochtend op terwijl hij depressief en droevig was. Ali (as) zei tegen hem: "Wat is er, O boodschapper van Allah, dat ik u zo depressief en droevig zie?" De Profeet (s) zei: "Hoe zou ik dat niet kunnen zijn als ik gisteravond gedroomd heb dat de stam van Taym en de stam van Adi en de stam van Umayya op mijn preekstoel zullen zitten. Ze zullen de mensen van de Islam doen terugkeren. Ik zei: 'O mijn Heer, zal dit gebeuren tijdens mijn leven of na mijn dood?' Allah zei: 'Na jouw dood'."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

Abu Bakr stamt af van Taym en Omar stamt af van Adi, vandaar de referenties naar hun stammen.

Imam al-Mahdi (as) zal ze verbranden.

حدثنا زكريا بن آدم قال إني لعند الرضا إذ جي‏ء بأبي جعفر له و سنه أقل من أربع فضرب بيده إلى الأرض و رفع رأسه إلى السماء و هو يفكر فقال له الرضا بنفسي أنت لم طال فكرك فقال فيما صنع بأمي فاطمة أم و الله لأخرجنهما ثم لأحرقنهما ثم لأذرينهما ثم لأنسفهما في اليم نسفا فاستدناه وقبل ما بين عينيه ثم قال أنت لها يعني الإمامة

Van Zakariyya bin Adam, die zei: Ik was een keer bij Imam al-Rida (as), toen zijn zoon (as) kwam. Hij was destijds jonger dan 4 jaar. Hij sloeg met zijn handen op de grond en vervolgens verhief hij zijn hoofd naar de lucht, terwijl hij aan het denken was. Imam al-Rida (as) zei tegen hem: "Mijn zoon, waarom heb je zo lang zitten nadenken?" Hij (as) zei: "Ik dacht aan hetgeen wat zij met mijn moeder Fatima (sa) hebben gedaan. Wallah, ik wens om die twee uit hun graven te halen, om hen vervolgens te verbranden en hun overblijfselen in de zee te blazen!" Imam al-Rida (as) kuste zijn voorhoofd en zei tegen hem: "Jij bent (na mij) geschikt voor het leiderschap!"

[Dalail al-Imama, Al-Tabari]

عن إسحاق بن عمار ، عن أبي عبدالله قال : إذا قدم القائم ... يخرجهما غضين رطبين فيلعنهما ويتبرأ منهما ويصلبهما ثم ينزلهما ويحرقهما ثم يذريهما في الريح

Van Is'haq bin Ammar, van Imam as-Sadiq (as), die zei: "Wanneer Imam al-Mahdi (as) zal komen, zal hij die twee levend en vers uit hun graven halen. Vervolgens zal hij hen vervloeken en afstand van hen nemen. Daarna zal hij hen kruisigen. Daarna haalt hij hen naar beneden en verbrand hij ze, en gooit hun resten weg in de wind."

[Kamal ul-Dien, Al-Sadouq]

وباسناده إلى بشير النبال، عن أبي عبد الله عليه السلام قال: هل تدري أول ما يبدء به القائم عليه السلام؟ قلت: لا، قال: يخرج هذين رطبين غضين فيحرقهما ويذريهما في الريح

Van Bashir bin Nabal, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "Weet jij waar de Mahdi (as) mee zal beginnen?" Ik zei: "Nee." Hij (as) zei: "Hij (as) zal die twee levend en vers uit hun graf halen. Vervolgens zal hij hen verbranden en in de wind strooien."

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

قال: يلقى في قلبه الرحمة، فإذا دخل المدينة اخرج اللات والعزى فأحرقهما

... Imam al-Jawad (as) zei: "Wanneer Imam al-Mahdi (as) Medina binnentreed, zal hij Laat en Uzza uit hun graven halen en verbranden."

[Kamal ul-Dien, Al-Sadouq]

اللات والعزى إسم صنمين، ويكنى عن الأول والثاني في الروايات الكثيرة فيما يقع عند ظهور مولانا صاحب الزمان (عليه السلام) من أنه يخرجهما طريين ويحرقهما وينسفنهما نسفا

Laat en Uzza zijn de namen van twee idolen. Zo worden de eerste (Abu Bakr) en de tweede (Omar) ook wel genoemd in de vele overleveringen die spreken over hetgeen dat zal plaatsvinden tijdens de komst van onze meester; de Mahdi (as), dat hij ze levend uit hun graf zal halen en zal verbranden, waarna hij ze vervolgens zal wegblazen.

[Mustadrak Safinat ul-Bihar, Ali al-Nimazi]

والطبرسي في كتاب " إعلام الورى " عن عبد العظيم بن عبد الله الحسني ، عن أبي الحسن علي بن محمد ( عليهما السلام ) في حديث طويل في أحوال القائم ( عليه السلام ) قال : " فإذا دخل المدينة أخرج اللات والعزى فأحرقهما
أقول : يأتي التصريح بأنهما يخرجان حيين

En Al-Tabarsi overleverde in zijn boek 'I'lam ul-Wara' van Abd al-Adhim bin Abdallah bin Hasan, van Imam al-Hadi (as), in een lange overlevering over de gebeurtenissen van de Mahdi (as), waarin hij zegt: "En wanneer hij Medina zal binnentreden, zal hij Laat en Uzza uit hun graven halen en verbranden."

Ik zeg: "Er zal nog duidelijk vermeld worden dat hij ze levend uit hun graf zal halen."

[Al-Iqadh min al-Haja'a, Al-Hurr al-Amili]

عن الباقر والصادق عليهما السلام: إن فرعون وهامان هنا هما شخصان من جبابرة قريش، يحييهما الله تعالى عند قيام القائم من آل محمد عليهم السلام في آخر الزمان، فينتقم منهما بما أسلفا

Van Al-Baqir en Al-Sadiq (as), die zeiden: "Fir'awn en Haman zijn twee mannen van de tirannen van Quraysh. Allah zal hen tot leven brengen tijdens de opstand van de Mahdi (as) in het eind der tijden, zodat hij hen kan bestraffen voor hetgeen zij hebben gedaan."

[Al-Mahajja, Al-Bahrani]

Ze zullen zich bevinden in het hellevuur.

قرب الإسناد: اليقطيني، عن ابن عبد الحميد قال: دخلت على أبي عبد الله عليه السلام فأخرج إلى مصحفا قال: فتصفحته فوقع بصري على موضع منه فإذا فيه مكتوب " هذه جهنم التي كنتما بها تكذبان * فاصليا فيها لا تموتان فيها ولا تحييان " يعني الأولين

Van Ibn Abdal-Hamid, die zei: Ik kwam binnen bij Imam al-Sadiq (as), en hij pakte een boek en gaf het aan mij. Ik bladerde erdoor, totdat ik opeens het volgende geschreven zag: "Dit is het hellevuur dat jullie twee ontkenden. Dus treed het maar binnen, waarin jullie niet dood zullen zijn, noch levend."

[Qurb ul-Isnad, Al-Himyari]

عن أبي الجارود قال قلت لابي جعفر عليه السلام إخبرني بأول من يدخل النار ؟ قال: إبليس ورجل عن يمينه ورجل عن يساره

Van Abi al-Jaroud, die zei: Ik zei tegen Imam al-Baqir (as): "Vertel mij over degene die als eerst het hellevuur zal binnentreden?" Hij (as) antwoordde: "Iblis, met een man aan zijn rechterzijde en een man aan zijn linkerzijde."

[Thawab ul-A`mal, Al-Sadouq]

عن أبي حذيفة [خديجة] عن أبي عبد الله (ع) قال يؤتى يوم القيامة بإبليس مع مضل هذه الأمة في زمامين غلظهما مثل جبل أحد فيسحبان على وجوههما فينسد بهما باب من أبواب النار

Van Abu Khadija, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "Op de Dag des Oordeels zal Iblis met de misleider van deze umma gebracht worden in kettingen, die zwaarder zijn dan de berg van Uhud. Ze zullen op hun gezichten voortgetrokken worden, waarna een deur van de deuren van het hellevuur achter hen dicht wordt geslagen."

[Thawab ul-A`mal, Al-Sadouq]

De misleider van deze umma is Omar. Dit zal verderop besproken worden.

عن إسحاق بن عمار الصيرفي عن أبي الحسن الماضي عليه السلام قال: قلت جعلت فداك حدثنى فيهما بحديث فقد سمعت عن أبيك فيهما أحاديث عدة ؟ قال فقال لي يا إسحاق الاول بمنزلة العجل والثاني بمنزلة السامري قال قلت جعلت فداك زدني ؟ قال فقال يا إسحاق ان في النار لواديا يقال له محيط لو طلع منه شرارة لا حرق من على وجه الارض ... في جوف تلك الحية لسبع صناديق فيها خمسة من الامم السالفة واثنان من هذه الامة، قال قلت جعلت فداك ومن الخمسة ومن الاثنان ؟ قال أما الخمسة فقابيل الذي قتل هابيل ونمرود الذي حاج إبراهيم في ربه قال أنا احيي واميت وفرعون الذي قال أنا ربكم الاعلى ويهودا الذي هود اليهود وبولس الذي نصر النصارى ومن هذه الامة إعرابيان

Van Is'haq bin Ammar al-Sayrafi van Imam Musa (as), die zei: O Is'haq, de eerste (Abu Bakr) is zoals het kalfje, en de tweede (Omar) is zoals de Samiri." Ik zei: "Vertel me meer!" Hij (as) zei: "O Is'haq, in het hellevuur is er een valei die Muhit heet. Als er een vonkje uit zo komen, dan zou iedereen op aarde verbrand worden. ... In de buik van die slang (in het hellevuur) zitten zeven kisten. In die kisten zullen 5 van de vorige generaties en 2 van deze umma zitten." Ik zei: "Wie zijn die 5 en wie zijn die 2?" Hij (as) zei: "Wat betreft de 5, dat zijn; Qabil, die zijn broer Habil vermoordde; Namroud, die tegen Ibrahim over zijn Heer discussieerde; Fir'awn, die gezegd heeft dat hij de meest Hoge God is; Yahouda, degene die het jodendom stichtte; Paulus, degene die het christendom stichtte; en twee Arabieren van deze umma."

[Thawab ul-A`mal, Al-Sadouq]

عن حنان بن - سدير قال: حدثني رجل من أصحاب أبي عبد الله عليه السلام قال: سمعته يقول: إن أشد الناس عذابا يوم القيامة سبعة نفر أولهم ابن آدم الذي قتل أخاه، ونمرود الذي حاج إبراهيم في ربه، واثنان من بني إسرائيل هودا قومهم ونصراهم، وفرعون الذي قال: أنا ربكم الاعلى، واثنان من هذه الأمة

Van Hanan bin Sadir, die zei: Iemand van de metgezellen van Imam al-Sadiq (as) vertelde mij dat hij (as) zei: "De mensen die het ergst bestraft zullen worden, zijn er zeven. De eerste van hen is de zoon van Adam, die zijn broer vermoordde. Daarna Namroud die tegen Ibrahim (as) over zijn Heer discussieerde. Daarna twee van Bani Israël, waarvan één de Israëliërs tot joden maakte en de ander de Israëliërs tot christenen maakte. Daarna de Pharao die zei dat hij de meest Hoge God is. Ten slotte twee van deze umma."

[Al-Khisal, Al-Sadouq]

عن سوادة بن علي، عن بعض رجاله قال: قال أمير المؤمنين عليه السلام للحارث الأعور وهو عنده: هل ترى ما أرى؟ فقال: كيف أرى ما ترى وقد نور الله لك و أعطاك ما لم يعط أحدا؟ قال: هذا فلان الأول على ترعة من ترع النار، يقول: يا أبا الحسن استغفر لي، لا غفر الله له قال: فمكث هنيئة ثم قال: يا حارث هل ترى ما أرى؟ فقال: وكيف أرى ما ترى وقد نور الله لك وأعطاك ما لم يعط أحدا؟ قال: هذا فلان - الثاني - على ترعة من ترع النار يقول: يا أبا الحسن استغفر لي، لا غفر الله له.

Van Sawada bin Ali, van sommigen van zijn metgezellen, die zeiden: Imam Ali (as) zei tegen Harith Al-A'war: "Zie jij wat ik zie?" Harith zei: "Hoe kan ik zie wat u ziet, terwijl Allah u verlicht heeft en aan u geschonken heeft wat Hij aan niemand geschonken heeft?" Ali (as) zei: "Ik zie de eerste op een brug van de bruggen van het hellevuur, terwijl hij zegt: 'O vader van Hasan! Vergeef me!' Maar Allah zal hem niet vergeven." Vervolgens zweeg hij (as) even, en zei: "O Harith. Zie jij wat ik zie?" Harith zei: "Hoe kan ik zie wat u ziet, terwijl Allah u verlicht heeft en aan u geschonken heeft wat Hij aan niemand geschonken heeft?" Ali (as) zei: "Ik zie de tweede op een brug van de bruggen van het hellevuur, terwijl hij zegt: 'O vader van Hasan! Vergeef me!' Maar Allah zal hem niet vergeven."

[Basa'ir ul-Darajat, Al-Saffar]

عن يونس بن يعقوب، عن أبي عبد الله عليه السلام قال: قال جدي رسول الله صلى الله عليه وآله: ملعون ملعون من يظلم بعدي فاطمة ابنتي ويغصبها حقها ويقتلها، ثم قال: يا فاطمة!
أبشري فلك عند الله مقام محمود تشفعين فيه لمحبيك وشيعتك فتشفعين، يا فاطمة! لو أن كل نبي بعثه الله وكل ملك قربة شفعوا في كل مبغض لك غاصب لك ما أخرجه الله من النار أبدا

Van Yunus bin Ya'qub, van Imam al-Sadiq (as), die zei: Mijn grootvader de Profeet (s) zei: "Vervloekt! Vervloekt is degene die Fatima (sa) na mij zal onderdrukken, haar recht zal ontnemen en haar zal vermoorden! O Fatima, wees blij. Want jij hebt een hoge status bij Allah. Jij zal bemiddelen voor jouw liefhebbers en jouw shia. O Fatima, als iedere profeet die door Allah gezonden is, en iedere nabije engel om vergiffenis zouden vragen voor ieder persoon die jou boos maakte en jou beroofde, dan nog zal Allah diegene nooit uit het hellevuur halen!"

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

عن حمزة بن محمد الطيار، قال: ذكرنا محمد بن أبي بكر عند أبي عبد الله عليه السلام فقال أبو عبد الله عليه السلام رحمه الله وصلى عليه قال لأمير المؤمنين عليه السلام يوما من الأيام: أبسط يدك أبايعك، فقال: أو ما فعلت؟ قال: بلي، فبسط يده، فقال: أشهد أنك امام مفترض طاعتك، وأن أبي في النار

 فقال أبو عبد الله عليه السلام: كان انجابه من قبل أمه أسماء بنت عميس رحمة الله عليها لامن قبل أبيه

Van Hamza bin Mohammed bin Tayyar, die zei: We hadden het met Imam al-Sadiq (as) over Mohammed, de zoon van Abu Bakr. Imam al-Sadiq (as) zei: "Mohammed, de zoon van Abu Bakr, zei een keer tegen Imam Ali (as): 'Strek uw hand uit, zodat ik mijn eed aan u kan afleggen.' Imam Ali (as) zei: 'Heb je dat niet al gedaan?' Mohammed zei: 'Jawel'. Vervolgens zei Mohammed: 'Ik zweer dat u de Imam bent, wiens gehoorzaamheid verplicht is, en dat mijn vader zich in het hellevuur bevindt'."

Imam al-Sadiq (as) zei: "Zijn eervolle geboorte komt door Asma, dochter van Umays, maar niet wegens zijn vader (Abu Bakr)."

[Rijal al-Kashi]

Omar is de ergste.

عن أبي بصيرة قال: سألته عما روي عن النبي صلى الله عليه واله أنه قال: " إن ولد الزنا شر الثلاثة " ما معناه ؟ قال: عنى به الاوسط أنه شر ممن تقدمه وممن تلاه

Van Abi Basir, die zei: Ik vroeg Imam al-Sadiq (as) over hetgeen dat van de Profeet (s) wordt overgeleverd, namelijk dat de zoon van zina het ergst is. Ik zei: "Wat betekent dat?" Imam al-Sadiq (as) zei: "De Profeet (s) bedoelde de middelste. Hij is erger dan degene vóór hem (Abu Bakr) en degene die na hem kwam (Othman)."

[Ma`ani ul-Akhbar, Al-Sadouq]

ورووا أن ابن بشير قال: قلت لأبي جعفر عليه السلام: إن الناس يزعمون أن رسول الله صلى الله عليه وآله قال: اللهم أعز الإسلام بأبي جهل أو بعمر، فقال أبو جعفر عليه السلام: والله ما قال هذا رسول الله صلى الله عليه وآله قط، إنما أعز الله الدين بمحمد عليه الصلاة والسلام، ما كان الله ليعز الدين بشرار خلقه

Het is overgeleverd van Ibn Bashir, die zei: Ik zei tegen Imam al-Baqir (as): "De mensen beweren dat de Profeet (s) gezegd heeft dat hij Allah gevraagd heeft om de Islam te eren middels Abi Jahl of Omar." Imam al-Baqir (as) zei: "Wallah, dit heeft de Profeet (s) nooit gezegd. Allah heeft de religie middels Mohammed (s) geëerd. Allah zal de religie niet middels de slechtste creaties eren."

[Taqrieb ul-Ma`arif, Al-Halabi]

أخبرني أبي عن جدي أنه كان مع أبي جعفر محمد بن علي بمنى وهو يرمي الجمرات وإن أبا جعفر رمى الجمرات ، قال : فاستتمها ، ثم بقي في يده بعد خمس حصيات فرمى اثنتين في ناحية وثلاثة في ناحية فقال له جدي : جعلت فداك لقد رأيتك صنعت شيئا ماصنعه أحد قط ، رأيتك رميت الجمرات ثم رميت بخمسة بعد ذلك : ثلاثة في ناحية واثنتين في ناحية ، قال : نعم إنه إذا كان كل موسم أخرجا الفاسقين الغاصبين ، ثم يفرق بينهما ههنا لا يراهما إلا إمام عدل ، فرميت الاول اثنتين والآخر ثلاثة ، لان الآخر أخبث من الاول

Abu Tahir zei: Mijn vader overleverde aan mij van mijn grootvader, dat hij met Imam al-Baqir (as) was en stenen aan het gooien was (tijdens de bedevaart). Imam al-Baqir (as) gooide ook met stenen. Toen de Imam (as) klaar was, bleven er 5 stenen over in zijn hand. Hij gooide vervolgens 2 stenen in een kant op, en drie stenen richting een andere kant. Mijn grootvader zei tegen de Imam (as): "Ik heb u iets zien doen wat u nog nooit eerder heeft gedaan. Ik heb u zien stenigen, en vervolgens heeft u nog met 5 stenen gegooid, waarvan 3 in een bepaalde richting en 2 in een andere richting." De Imam (as) zei: "Klopt, want tijdens iedere bedevaartseizoen worden de twee corrupte personen en dieven (uit hun graf) gehaald. Vervolgens komt de ene hier te staan en de andere daar. Niemand kan hen zien behalve een Imam. Dus ik heb de eerste (Abu Bakr) twee keer gestenigd en de tweede (Omar) drie keer, want de tweede is erger dan de eerste."

[Basa'ir ul-Darajat, Al-Saffar]

عن حنان بن سدير قال حدثنى رجل من أصحاب أبي عبد الله عليه السلام قال سمعته يقول: ان أشد الناس عذابا يوم القيامة لسبعة نفر أولهم ابن آدم الذي قتل أخاه، ونمرود الذي حاج إبراهيم في ربه، واثنان في بنى إسرائيل هودا قومهما ونصراهما وفرعون الذي قال أنا ربكم الاعلى واثنان من هذه الامة أحدهما شرهما في تابوت من قوارير تحت الفلق في بحار من نار

Van Hanan bin Sudayr, die zei: Een man van de metgezellen van Imam al-Sadiq (as) vertelde mij dat hij (as) zei: "De mensen die het ergst bestraft zullen worden op de Dag des Oordeels, zijn er zeven. De eerste van hen is de zoon van Adam, die zijn eigen broer vermoordde. De tweede is Namroud, die tegen Ibrahim over zijn Heer discusieerde. Twee zijn van de kinderen van Israël. De vijfde is Fir'awn, die gezegd heeft dat hij de meest Hoge God is. En ten slotte twee van deze umma. Een van hen is de ergste van hen, en hij zal zich bevinden in een kist onder de falaq in oceanen van vuur."

[Thawab ul-A`mal, Al-Sadouq]

عن معروف بن خربوذ قال: قال لي أبو جعفر عليه السلام: يابن خربوذ أتدري ما تأويل هذه الآية (فيومئذ لا يعذب عذابه أحد ولا يوثق وثاقة أحد) ؟ قلت: لا. قال: ذاك الثاني لا يعذب [ و ] الله يوم القيامة عذابه أحد

Van Ma'rouf bin Kharboudh, die zei: Imam al-Baqir (as) zei tegen mij: "O zoon van Kharboudh! Weet jij wat de interpretatie is van dit vers {Op die dag zal niemand bestraft worden met zijn bestraffing}. [89:25]?" Ik zei: "Nee, dat weet ik niet." Hij (as) zei: "Dat is de tweede (Omar). Allah zal niemand bestraffen op de Dag des Oordeels zoals hem."

[Ta'wil ul-Ayaat, Sharaf ul-Deen al-Najafi]

عن أبي بصير عن أبي عبد الله عليه السلام انه إذا كان يوم القيمة يؤتى بإبليس في سبعين غلا وسبعين كبلا فينظر الأول إلى زفر في عشرين ومائة كبل وعشرين ومائة غل فينظر إبليس فيقول: من هذا الذي أضعفه الله له العذاب وأنا أغويت هذا الخلق جميعا؟فيقال: هذا زفر، فيقول: بما حدد له هذا العذاب؟فيقال: ببغيه على علي عليه السلام

Van Abi Basir, van Imam al-Sadiq (as), die zei: Op de Dag des Oordeels zal Iblis gebracht worden in 70 boeien en 70 kettingen. De eerste (Abu Bakr) zal naar Zafar (Omar) kijken en hem zien in 120 boeien en 120 kettingen. Iblis zal hem zien en zeggen: "Wie is deze man voor wie Allah de bestraffing heeft verdubbeld, terwijl ik de gehele mensheid heb misleid?!" Er zal tegen Iblis gezegd worden: "Dit is Zafar (Omar)." Iblis zal zeggen: "Om welke reden is hem deze bestraffing gegeven?" Er zal tegen Iblis gezegd worden: "Wegens zijn onderdrukking van Ali (as)."

[Tafsir al-Ayyashi]

عن أبان بن أبي عياش عن سليم بن قيس الهلالي، قال: سمعت سلمان الفارسي يقول : إذا كان يوم القيامة يؤتى بإبليس مزموما بزمام من نار، ويؤتى بزفر (1) مزموما بزمامين من نار فينطلق إليه إبليس فيصرخ ويقول: ثكلتك أمك، من أنت ؟ أنا الذي فتنت الأولين والاخرين وأنا مزموم بزمام واحد وأنت مزموم بزمامين فيقول: أنا الذي أمرت فأطعت، وأمر الله فعصي

Van Aban bin Abi Ayyash, van Sulaym bin Qays, die zei: Ik hoorde Salman al-Farisi zeggen: Op de Dag des Oordeels zal Iblis gebracht worden in één ketting van vuur, en Zafar in twee kettingen van vuur. Iblis zal naar hem rennen en zal schreeuwen en zeggen: "Moge jouw moeder jou verliezen! Wie ben jij! Ik ben namelijk degene die de eerste en laatste generaties heeft verleid! Maar toch ben ik met één ketting geketend en jij met twee!?" Zafar zal zeggen: "Ik ben degene die bevolen heeft en gehoorzaamd is, terwijl Allah bevolen heeft en niet gehoorzaamd is."

[Kitab Sulaym]

De relatie tussen Abu Bakr en Iblis.

فقال علي عليه السلام: يا سلمان، وهل تدري من أول من بايعه على منبر رسول الله صلى الله عليه وآله ؟

قلت: لا، إلا أني رأيته في ظلة بني ساعدة حين خصمت الأنصار، وكان أول من بايعه المغيرة بن شعبة ثم بشير بن سعيد ثم أبو عبيدة الجراح ثم عمر بن الخطاب ثم سالم مولى أبي حذيفة ومعاذ بن جبل.

قال عليه السلام: لست أسألك عن هؤلاء، ولكن هل تدري من أول من بايعه حين صعد المنبر ؟

قلت: لا، ولكني رأيت شيخا كبيرا يتوكأ على عصاه، بين عينيه سجادة شديدة التشمير، صعد المنبر أول من صعد وخر وهو يبكي ويقول: (الحمد لله الذي لم يمتني حتى رأيتك في هذا المكان، ابسط يدك). فبسط يده فبايعه، ثم قال: (يوم كيوم آدم) ثم نزل فخرج من المسجد

فقال علي عليه السلام: يا سلمان، أتدري من هو ؟ قلت: لا، لقد ساءتني مقالته كأنه شامت بموت رسول الله صلى الله عليه وآله. قال علي عليه السلام: فإن ذلك إبليس لعنه الله

Ali (as) zei: "O Salman, weet jij wie de eerste was die zijn eed aflegde aan hem (Abu Bakr) op de preekstoel van de Profeet (s)?"

Ik (Salman) zei: Nee, maar ik zag wel een zeer oude man die op zijn stok leunde, met een zeer droge plek op zijn voorhoofd. Hij ging als eerst van alle mensen naar de preekstoel. Hij was aan het huilen en zei: "Dank is aan Allah, Die mij niet heeft doen sterven, totdat ik jou in deze plek heb gezien! Strek jouw hand uit!" Abu Bakr sterkte zijn hand uit, en de oude man zei: "Dit is een dag zoals de dag van Adam!" Vervolgens kwam die oude man naar beneden en verliet de moskee.

Ali (as) zei: "O Salman, weet jij wie die oude man was?"

Ik (Salman) zei: Nee, maar ik vond zijn woorden niet leuk. Het was alsof hij blij was met de dood van de Profeet (s).

Ali (as) zei: "Dat was Iblis, moge Allah hem vervloeken!"

[Kitab Sulaym]

Abu Bakr was de eerste nasibi.

De volgende overlevering speelt zich af nadat de Profeet (s) en Abu Bakr uit de grot kwamen en verder richting Medina liepen.

فقال له أبوبكر: انهض بنا إلى المدينة فإن القوم قد فرحوا بقدومك وهم يستريثون إقبالك إليهم (2) فانطلق بنا ولا تقم ههنا تنتظر عليا فما أظنه يقدم عليك إلى شهر، فقال له رسول الله (صلى الله عليه وآله): كلا ما أسرعه ولست أريم (3) حتى يقدم ابن عمي وأخي في الله عزوجل وأحب أهل بيتي إلي فقد وقاني بنفسه من المشركين، قال: فغضب عند ذلك أبوبكر واشمأز وداخله من ذلك حسد لعلي (ع) وكان ذلك أول عداوة بدت منه لرسول الله (صلى الله عليه وآله) في علي (ع) وأول خلاف على رسول الله (صلى الله عليه وآله)، فانطلق حتى دخل المدينة وتخلف رسول الله (صلى الله عليه وآله) بقبا ينتظر عليا (ع).

Imam Zayn ul-Abidien (as) zei:... Abu Bakr zei tegen de Profeet (s): "Kom mee naar Medina, want de mensen zijn blij om uw komst en zij verlangen ernaar om u te verwelkomen, dus kom mee en blijf hier niet wachten op Ali. Ik denk dat hij pas over een maand naar u zal komen." De Profeet (s) zei tegen hem: "Absoluut niet! Ik zal hem niet vóórgaan en ik zal niet bewegen totdat mijn neef en broer omwille van Allah en de meest geliefde van mijn Ahlalbait naar mij toekomt. Hij heeft mij namelijk, door zichzelf te offeren, gered van de polytheïsten." Abu Bakr werd vervolgens boos daarom en jaloezie voor Ali (as) trad zijn hart binnen. Dat was de allereerste vijandigheid jegens de Profeet (s) omwille van Ali (as) en de allereerste ongehoorzaamheid aan de Profeet (s). Abu Bakr vertrok totdat hij Medina binnentrad. Hij liet de Profeet (s) achter in Quba, terwijl hij (s) aan het wachten was op Ali (as).

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

Waarom bekeerden Abu Bakr en Omar naar de Islam?

ولما قال: أخبرني عن الصديق والفاروق أسلما طوعاً أو كرهاً؟ لمَ لمْ تقل له: بل أسلما طمعاً وذلك بأنهما كانا يجالسان اليهود ويستخبرانهم عما كانوا يجدون في التوراة وفي سائر الكتب المتقدمة الناطقة بالملاحم من حال إلى حال من قصة محمد صلى الله عليه وآله ومن عواقب أمره، فكانت اليهود تذكر أن محمداً يسلط على العرب كما كان بختنصر سلط على بني إسرائيل، ولا بد له من الظفر بالعرب كما ظفر بختنصر ببني إسرائيل، غير أنه كاذب في دعواه أنه نبي!فأتيا محمداً فساعداه على شهادة ألا إله إلا الله وبايعاه طمعاً في أن ينال كل واحد منهما من جهته ولاية بلد إذا استقامت أموره واستتبت أحواله..... كما أتى طلحة والزبير علياً عليه السلام فبايعاه وطمع كل واحد منهما أن ينال من جهته ولاية بلد فلما آيسا نكثا بيعته وخرجا عليه فصرع الله كل واحد منهما مصرع أشباههما من الناكثين

Van Sa'd bin Abdallah Al-Qommi, die zei: ... Imam Al-Hassan Al-Askari (as) zei tegen mij: En toen hij tegen jou zei: 'Vertel mij over de Siddiq en de Farouq, hebben zij vrijwillig of met tegenzin de Islam geaccepteerd?', waarom heb je niet tegen hem gezegd: "Nee, ze zijn juist bekeerd omwille van hebzucht". Dat komt namelijk omdat zij beiden bij joden zaten, en zij vroegen hen over wat zij vinden in de Thora en in andere oude boeken. De joden vertelden (die twee) dat Mohammed (s) zal regeren over de Arabieren zoals Bukhtnassar regeerde over Bani Israël, en dat hij absoluut de Arabieren zal overwinnen, net zoals Bukhtnassar Bani Israël overwon, met de uitzondering dat hij (s) geen leugenaar is in zijn verkondiging, maar juist een profeet. Dus zij (Abu Bakr en Omar) gingen naar Mohammed (s) en hielpen hem op de verklaring dat er geen God is behalve Allah. En zij gaven hun eed om hebzuchtige redenen, in de hoop dat zij beiden autoriteit zouden verkrijgen van hem (s) over een regio, op het moment dat zijn (s) zaken op orde zijn en de situaties goed zijn. Maar op het moment dat zij daarvan wanhoopten, deden zij maskers om en bestegen zij, samen met andere hypocrieten zoals hen, de Aqaba, met de bedoeling om hem (s) te vermoorden. Maar Allah ontdeed hun snode plannen en keerde hen weg in frustratie, zonder iets goeds te hebben verkregen. Net zoals Talha en Zubair naar Ali (as) kwamen en aan hem de eed van trouw aflegden. Beiden waren ze hebzuchtig om autoriteit van hem (as) te verkrijgen over een regio. Maar toen zij wanhoopten, verbraken zij hun eed en kwamen zij in opstand tegen hem (as).

[Kamal ul-Dien, Al-Sadouq]

Het standpunt van Abu Bakr en Omar over de Profeet (s).

يوسف بن صهيب، عن أبي عبد الله (عليه السلام) قال: سمعت أبا جعفر (عليه السلام) يقول: إن رسول الله (صلى الله عليه وآله) أقبل يقول لأبي بكر في الغار: اسكن فإن الله معنا وقد أخذته الرعدة وهو لا يسكن فلما رأى رسول الله (عليه السلام) حاله قال له: تريد أن اريك أصحابي من الأنصار في مجالسهم يتحدثون فأريك جعفرا وأصحابه في البحر يغوصون، قال: نعم، فمسح رسول الله (صلى الله عليه وآله) بيده على وجهه فنظر إلى الأنصار يتحدثون ونظر إلى جعفر (عليه السلام) وأصحابه في البحر يغوصون فأضمر تلك الساعة أنه ساحر

Van Yusuf bin Suhaib, van Imam al-Sadiq (as), die zei: Ik hoorde Imam al-Baqir (as) zeggen: De Profeet (s) wende zich in de grot naar Abu Bakr, en zei: "Wees kalm, Allah is met ons." Abu Bakr was overheerst door rillingen en hij werd niet kalm. Toen de Profeet (s) zijn situatie zag, zei hij (s) tegen hem: "Wil je dat ik jou mijn metgezellen van de Ansar laat zien die met elkaar aan het praten zijn? Zal ik jou ook Ja'far en zijn metgezellen laten zien die op de zee aan het varen zijn?" Abu Bakr zei: "Is goed." De Profeet (s) veegde met zijn hand over zijn gezicht, en Abu Bakr zag vervolgens de Ansar die met elkaar aan het praten waren, en hij zag Ja'far en zijn metgezellen die op de zee aan het varen waren. Abu Bakr was op dat moment overtuigd dat hij (s) een tovenaar was.

[Al-Kafi, Al-Kulayni]

عن هارون عن ابى عبدالله عليه‌السلام قال ... قال أبوبكر اما إذا قلت ذا فانى دخلت انا و هو في الغار فقال بيده فمسحها عليه فعاد ينسج العنكبوت كما كان ثم قال الا اريك جعفر واصحابه تعوم (۱) بهم سفينتهم في البحر قلت بلى قال فمسح يده على وجهى فرايت جعفرا واصحابه تعوم بهم سفينتهم في البحر فيومئذ عرفت انه ساحر

Van Harun, van Imam al-Sadiq (as), die zei: ... Abu Bakr zei tegen Omar: Dat zeg ik! Ik ging met hem (Profeet) naar binnen in de grot. En hij bewoog met zijn hand en de spin begon een web te maken alsof het er al was. Vervolgens zei hij: "Zal ik jou Ja'far en zijn metgezellen laten zien die in hun boort op de zee varen?" Dus ik zei: "Is goed." Hij veegde vervolgens met zijn hand over mijn gezicht, waardoor ik Ja'far en zijn metgezellen in de boot zag varen op de zee. Op die dag wist ik dat hij een tovenaar was!" 

[Basa'ir ul-Darajat, Al-Saffar]

قال عمر في رسالته إلى معاوية: ... فبهبل أقسم والاصنام والاوثان واللات والعزى ما جحدها عمر مذ عبدها ولا عبد للكعبة رباً ولا صدَّق لمحمد (ص) قولاً, ولا ألقى السلام إلا للحيلة عليه وإيقاع البطش به, فإنه قد أتانا بسحر عظيم, وزاد في سحره على سحر بني إسرائيل مع موسى وهارون وداود وسليمان وابن أمه عيسى, ولقد أتانا بكل ما أتوا به من السحر وزاد عليهم ما لو أنهم شهدوه لاقروا له بأنه سيد السحرة

Omar schreef in zijn brief naar Muawiya het volgende: ... "Ik zweer op Hubal, en de idolen en de beeldjes, en op Laat en Uzza! Ik heb hen nooit verworpen sinds het moment ik hen ben gaan aanbidden! Ik heb Allah nooit aanbeden! Noch heb ik ooit in een woord van Mohammed geloofd! Ik begroette hem slechts om hem te misleiden! Hij is namelijk naar ons gekomen met enorme tovenarij! Hij heeft vermeerderd op de tovenarij van Bani Isra'il, samen met Musa, Harun, Dawud, Sulayman en Isa! Hij is naar ons gekomen met alle tovenarij waar zij mee gekomen zijn, en zelfs meer dan dat! En indien zij hem zouden zien, dan zouden zij erkennen dat hij de meester van de tovenaren is!" 

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

De ware moordenaars van Imam al-Hussain (as).

وقال: هكذا أكون حتى ألقى جدي رسول الله وأنا مخضوب بدمي وأقول: يا رسول الله قتلني فلان وفلان

Imam al-Husain (in Karbala) zei: "Dit is hoe ik zal zijn, totdat ik mijn grootvader, de boodschapper van Allah, zal ontmoeten, terwijl ik besmeurd ben in mijn eigen bloed, en ik zal dan zeggen: 'O boodschapper van Allah, die ene en die ene hebben mij vermoord!'"

[Bihar ul-Anwar, Al-Majlisi]

عن أبي بصير ، عن أبى عبدالله عليه السلام في قول الله عزوجل " ما يكون من نجوى ثلاثة إلا هو رابعهم ولا خمسة إلا هو سادسهم ولا أدنى من ذلك ولا أكثر إلا هو معهم أينما كانوا ثم ينبئهم بما عملوا يوم القيامة إن الله بكل شئ عليم " قال : نزلت هذه الاية في فلان وفلان وأبي عبيدة بن الجراح وعبدالرحمن بن عوف ، وسالم مولى أبي حذيفة ، والمغيرة بن شعبة ، حيث كتبوا الكتاب بينهم ، وتعاهدوا وتوافقوا " لئن مضى محمد صلى الله عليه وآله لا تكون الخلافة في بني هاشم ولا النبوة أبدا " ... وهكذا كان في سابق علم الله عزوجل الذي أعلمه رسول الله صلى الله عليه وآله أن إذا كتب الكتاب قتل الحسين عليه السلام وخرج الملك من بنى هاشم فقد كان ذلك كله

Van Abi Basir, van Imam al-Sadiq (as), die zei: "{Er is geen geheim gesprek van drie personen zonder dat Hij de vierde is, noch van vijf, zonder dat Hij de zesde is, noch van minder noch van meer, zonder dat Hij met hen is, waar zij ook mogen zijn. Dan zal Hij hen op de Dag des Oordeels mededelen wat zij deden. Voorzeker, Allah heeft kennis van alle dingen.} [58:7]. Dit is geopenbaard over die ene, die ene, Abi Ubayda bin Al-Jarrah, Abdal-Rahman bin Awf, Salim; de dienaar van Abi Hudhayfa en Al-Mughira bin Shu'ba, toen zij gezamenlijk een testament opstelden, waarin zij afspraken en overeenkwamen dat: 'Als Mohammed (s) sterft, zal het leiderschap en het profeetschap nooit meer in bezit zijn van Banu Hashim!' Dus Allah openbaarde vervolgens dit vers. ... En dit bevond zich in de kennis van Allah, die Hij aan zijn boodschapper (s) bekend maakte, dat wanneer dit testament geschreven zou worden, Imam al-Husain (as) vermoord zou worden, en de heerschappij bij Bani Hashim zal weggaan. En dat is allemaal gebeurd."

[Al-Kafi, Al-Kulayni]